Overzicht: de richtlijnen van het jaar 2025

Evert Berkel
1 minuut
Richtlijn 0
Richtlijnen zijn er om je te ondersteunen in je dagelijkse werk in de mondzorgpraktijk. Om je geheugen op te frissen hebben we de nieuwe of herziene richtlijnen van het afgelopen jaar bijeengebracht in een overzicht. Inclusief de belangrijkste punten per richtlijn.

De richtlijn ‘Antitrombotica’ beschrijft waarmee je rekening moet houden als je patiënten behandelt die antistollingsmiddelen gebruiken. 

In de richtlijn zijn alle soorten bloedige ingrepen in de mondzorg benoemd en speelt de klinische inschatting van mondzorgverlener een belangrijke rol. Kaakchirurg professor dr. Fred Rozema, lid van de Richtlijn Ontwikkel Commissie (ROC): “Ten behoeve van de richtlijn Antitrombotica zijn er geen veranderingen opgetreden. Alleen in het stroomschema is één kleine aanpassing toegevoegd vanwege de duidelijkheid.”

Over het algemeen kun je patiënten die antistollingsmiddelen ­gebruiken gewoon bij jou in de praktijk behandelen. 

Er is wel een aantal zaken waarmee je rekening moet houden. Patiënten die bloedverdunners gebruiken, lopen namelijk een verhoogd risico op (na)bloedingen bij bloedige ingrepen. Door tijdelijk de antistollingsmedicatie te staken, neemt het (na)bloedingsrisico af maar neemt het risico op een bloedstolsel in het bloedvat bij de patiënt toe.

Professor dr. Bas Loomans, voorzitter van de Richtlijn Ontwikkel Commissie (ROC), zegt over deze richtlijn: “Tot voor kort bestond er nog geen richtlijn voor het signaleren en behandelen van gebitsslijtage. Mondzorgprofessionals wisten dat ze erop moesten letten, maar het bleef onduidelijk wanneer slijtage een probleem werd."

"De richtlijn ‘Gebitsslijtage van blijvende elementen’ geeft een gestructureerde aanpak om slijtage te signaleren, te monitoren en – indien nodig – te ­behandelen. De kern ligt bij het screenen en vroegtijdig herkennen van slijtage en het periodiek vastleggen van de mate daarvan. Als uit screening blijkt dat verdere diagnostiek wenselijk is, wordt meer informatie verzameld: gericht ­vragen naar onder andere leefstijl, voeding en reflux. Vervolgens wordt de situatie vastgelegd met een 3D-scan, gipsmodel of foto’s. 

De patiënt wordt er op deze manier bewust van gemaakt dat er mogelijk een bepaald ­slijtageproces aan de gang is dat niet bij de leeftijd hoort. Als er geen directe hulpvraag is (functioneel of esthetisch), dan is het advies te starten met monitoring. Omdat gebitsslijtage meestal langzaam verloopt, wordt geadviseerd de mate van slijtage elke twee à drie jaar ­opnieuw vast te leggen, zodat deze kan worden vergeleken met de eerdere vastlegging. Bij afwijkende of sterk progressieve slijtage of bij het ontstaan van pijnklachten of esthe­tische bezwaren kan worden overwogen een restauratieve behandeling te starten, waarbij minimaal-invasieve technieken de voorkeur genieten. Wij zien dat als een haalbare en praktische richtlijn voor tandartsen.”

Leander Dubois, lid van de Richtlijn Ontwikkel Commissie (ROC) van deze richtlijn, zegt: “Deze herziene richtlijn bestaat uit twee delen. Het eerste deel is de Nederlandse vertaling van de Dental Trauma Guide (DTG), een praktische onlinetool die tandartsen ondersteunt bij het stellen van de juiste diagnose en het kiezen van de juiste behandeling. Hij is gebaseerd op de IADT-richtlijn en wordt internationaal erkend als standaard. Omdat de beschikbare literatuur voor een evidence based richtlijn volgens het EBRA-formaat te beperkt is, is deze tool aangepast aan de Nederlandse praktijk. Er zijn dus kleine wijzigingen ten opzichte van de DTG-richtlijn, zoals het spalkdocument."

"Het tweede deel is ontwikkeld door de ROC van het KIMO en beschrijft hoe de spoedzorg rondom tandletsel georganiseerd moet zijn om de kwaliteit van zorg te waarborgen. De oude richtlijn is vervangen door een nieuw organisatorisch kader, waarin verantwoordelijkheden van verschillende ketenpartners zijn herijkt. Belangrijke veranderingen zijn onder andere:

  • Verplichte samenwerking tussen tandartsen­post of dienstkring, HAP en SEH.
  • Beter omschreven aanrijtijden.
  • Klinisch onderzoek binnen een uur na trauma bij alle losse, verplaatste of uitgeslagen elementen (niet enkel bij avulsies).
  • Verplichte warme overdracht van eerste naar tweede lijn.
  • Een duidelijke schriftelijke overdracht na initiële behandeling.

De richtlijn biedt zo niet alleen ­inhoudelijke ondersteuning, maar ook een praktisch kader voor spoedzorg én vervolgzorg.”

Ook in 2026 is toegang tot de Dental Trauma Guide inbegrepen bij het lidmaatschap van de KNMT.

De richtlijn ‘Verwijzen’ is herzien naar aanleiding van belangrijke ­wijzigingen in wet- en regelgeving, zoals de Algemene ­verordening gegevensbescherming (AVG), de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Daardoor sluit de richtlijn nu beter aan op de digitale ­ontwikkelingen binnen de mondzorg, met als doel het verwijzingsproces efficiënter, veiliger en duurzamer te maken.

De richtlijn Verwijzen bestaat uit twee onderdelen:

  1. Verwijzen tussen tandartsen onderling of naar de orthodontist met correspondentie: verwijsbrief, tussenrapportage behandelaar en eindrapportage behandelaar.
  2. Verwijzen naar de kaakchirurg met correspondentie: Verwijsbrief, tussenrapportage behandelaar en eind­rapportage behandelaar.

De benaming horizontale en verticale verwijzing is met deze richtlijn verdwenen. Dat bleek onduidelijk. Bijna alle brieven gaan digitaal en dat geeft een uitdaging om het ­allemaal veilig te houden.

Laura Roetink is lid van de KNMT-projectgroep Richtlijnen. Zij zegt: “Communiceer tussen verwijzer en behandelaar altijd zo zorgvuldig mogelijk, zodat alle relevante patiëntgegevens zorgvuldig en veilig overgedragen kunnen worden. Met duidelijke afspraken over de uitvoering van de behandeling, de communicatie tijdens het behandeltraject en de terugkoppeling van de uitgevoerde behandeling." 

Roetinks tip? “Lees de richtlijn door. De gegevens die geadviseerd worden om in verwijzersdocumenten te zetten, kun je vinden op de KNMT-site bij de richtlijn Verwijzen. Print of download de voorbeelddocumenten van de richtlijn Verwijzen voor en neem deze tijdens een werkoverleg in je praktijk door met alle behandelaren en alle administratief medewerkers. Op die manier kan iedereen op dezelfde manier verwijzen en zo zorgvuldig mogelijk communiceren met andere behandelaren.”

De klinische praktijkrichtlijn ‘Wortel­cariës bij (kwetsbare en zorgafhanke­lijke) ouderen’ uit 2019 is verlengd. Dit betekent dat de inhoud van deze ­KIMO-richtlijn nog zo actueel is dat deze ongewijzigd blijft gelden. 

Een KIMO-richtlijn heeft een geldigheidsduur van vijf jaar. Daarna wordt onderzocht of de richtlijn nog voldoet of dat herziening noodzakelijk is. Onderzoek heeft aangetoond dat deze richtlijn nog steeds actueel is. Het KIMO heeft op basis daarvan de geldigheid– in ongewijzigde vorm – verlengd tot en met juni 2029, tenzij er onverwachte ontwikkelingen zijn die eerdere herziening noodzakelijk maken.

Het doel van de richtlijn ‘Wortelcariës bij ouderen’ is dat behandelaars attent zijn op de problematiek van wortelcariës (ook wel cervicale cariës genoemd) bij ouderen. Zij moeten hun oudere patiënten niet uit het oog verliezen en tijdig preventieve maatregelen nemen als het risico op wortelcariës toeneemt. Bovendien kunnen zij met de richtlijn de juiste behandeling toepassen als onverhoopt toch wortelcariës is ontstaan. 

Wil je jouw kennis van de richtlijn ‘Wortel­cariës bij ouderen’ opfrissen? Maak dan de leertoets!

Kaakchirurg professor dr. Fred Rozema, lid van de Richtlijn Ontwikkel Commissie (ROC): “De richtlijn ‘Antibiotica’ is een eerste richtlijn over antibioticabeleid in de mondzorg. De belangrijkste adviezen daaruit zijn:

  • Schrijf de juiste antibiotica voor, slechts voor de juiste indicatie.
  • Voorkom routinematig voorschrijven van antibiotica.
  • Licht de patiënt voor over de voor- en nadelen van antibioticagebruik.
  • Wees, wanneer verantwoord, ­terughoudend met antibiotica voorschrijven. Besef dat het nadeel van antibioticagebruik het ontstaan
  • van resistentie is.”
  •  

Op de vraag of er opvallende zaken of verrassingen waren tijdens de ontwikkeling van de richtlijn zegt Rozema: “Er was opvallend veel weerstand bij bepaalde groepen mondzorgverleners om op basis van de principes die in de algemene geneeskunde gangbaar zijn terughoudend te zijn met antibiotica voorschrijven. Het leek of de persoonlijke autonomie over de indicatiestelling van de voorschrijver prevaleerde.” 

Ten slotte, zijn tip om de richtlijn in de praktijk te implementeren? “Plaats de link van de samenvatting van de richtlijn op het beginscherm van je smartphone, tablet en computer.”

De multidisciplinaire richtlijn ‘Mondproblemen en slikstoornissen in de palliatieve fase’ van de stichting Palliatieve Zorg Nederland (PZNL) geeft adviezen over diagnostiek, voorlichting en behandeling van mondproblemen en slikstoornissen bij patiënten in de palliatieve fase en de klachten die daarvan het gevolg zijn. 

De richtlijn is relevant voor alle zorgverleners die te maken krijgen met patiënten in de laatste levensfase.

Belangrijkste aanbevelingen mondzorg in de palliatieve fase

De belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijn Mondproblemen en Slikstoornissen in de palliatieve fase zijn:

1. Anamnese, mondinspectie en signalering

Verwijs naar een mondzorgverlener, een tandarts of een mondhygiëniste bij ernstige mondklachten bij patiënten in de palliatieve fase om een aangepast behandelplan op te stellen. 

2. Preventieve mondzorg

Voor optimale mondverzorging in de palliatieve fase wordt geadviseerd de aanbevelingen uit de Richtlijn Mondverzorging [SKILZ 2023] te raadplegen.

3. Voorlichting

Bied aan alle patiënten in de palliatieve fase en naasten structureel voorlichting aan over het belang van goede mondzorg en mogelijke mondklachten die kunnen ontstaan, of ga na en stem af wie van de zorgprofessionals betrokken bij de zorg voor de patiënt dit gaat doen. 

4. Signalering van droge mond

Ga regelmatig na, afhankelijk van bevindingen bij anamnese en mondinspectie, of er sprake is van droge mond (xerostomie) en/of verminderde speekselsecretie (hyposialie).

5. Ontstekingen en infecties

Bespreek met de patiënt en/of diens naaste(n) of de behandeling wordt ingezet op genezing of comfort. Betrek eventueel ook andere zorgverleners zoals een tandarts(-geriatrie). 

6. Pijn in de mond

Kies een geschikt pijnmeetinstrument wanneer er sprake is van een verminderd cognitief vermogen en/of spraakstoornissen: 

  • in de stervensfase: PAINAD of PACSLAC-D
  • in de palliatieve fase: NRS of FPS-R 

7. Slikstoornissen

Wees erop bedacht dat in de palliatieve fase de slikfunctie achteruitgaat en houd rekening met een wisselende of afnemende alertheid bij het eten en drinken. Bespreek met de andere zorgverleners, patiënt en naaste(n) of er wordt ingezet op optimale voeding (waarbij zo nodig drinkvoeding of sondevoeding) of dat er ingezet wordt op comfort en een wensdieet. Het is belangrijk om de verwachtingen en wensen van zowel de patiënt als de naasten te bespreken. In de palliatieve fase draait de zorg vaak meer om comfort en kwaliteit van leven dan om het volhouden van voeding en hydratatie. 

8. Smaakstoornissen

Vraag actief naar smaakstoornissen bij patiënten met een verminderde eetlust, dit kan vaak een gevolg zijn van een onderliggende smaakstoornis. 

9. Slechte adem

Doe een interventie bij halitose in de palliatieve fase indien de patiënt hier behoefte aan heeft of indien naasten hier behoefte aan hebben (vanwege de belemmering van sociaal contact/intimiteit met de patiënt).