Diagnostiek

Wanneer maak je röntgenfoto's en panoramische opnamen bij kinderen? De aanbevelingen uit de module Diagnostiek van de richtlijn Mondzorg voor jeugdigen helpt je keuzes maken.
Kind met röntgenfoto

Wat is na de visuele inspectie de meerwaarde van gebruik van detectieapparatuur voor diagnostiek van (approximale) cariëslaesies (bitewing, FOTI, DIFOTI, laserfluorescentie) bij kinderen van 4 tot en

Aanbevelingen

De volgende onderzoeksmethoden worden aanbevolen om cariëslaesies bij kinderen te kunnen vaststellen:

  • Voer bij elk periodiek mondonderzoek (PMO) cariësdiagnostiek uit door middel van visuele inspectie en leg de bevindingen vast in het patiëntendossier.
  • Maak de eerste bitewings vanaf een leeftijd van 4 tot en met 6 jaar wanneer er zowel
    • een verhoogd risico op aanwezigheid van cariëslaesies wordt vermoed als
    • de approximale vlakken niet toegankelijk zijn voor visuele inspectie
  • Verkort de controletermijn, indien het tijdens het PMO niet mogelijk is om adequate cariësdiagnostiek uit te voeren.

Wat is per combinatie van leeftijd en cariësrisicogroep de optimale frequentie voor het gerechtvaardigd maken van bitewings voor cariësdiagnostiek?

Aanbevelingen

  1. Het optimale interval voor het maken van vervolgbitewings voor cariësdiagnostiek hangt af van de gebitssituatie, de prognose van (initiële) cariëslaesies en het geschatte cariësrisico.
  2. Als alle bevindingen (de gebitssituatie, de prognose van initiële cariëslaesies en het geschatte cariësrisico) een ongunstig beeld geven kan een interval van 1 jaar tot het maken van vervolgbitewings gerechtvaardigd zijn; geven alle bevindingen een gunstig beeld dan is een termijn van 3 jaar of langer gerechtvaardigd.
  3. Bij elk periodiek mondonderzoek (PMO) moeten de overwegingen waarop de intervaltermijn voor het maken van vervolgbitewings gebaseerd was, opnieuw gemaakt worden. Dit kan aanleiding geven tot een verkorting of een verlenging van de voorgenomen termijn. Indien besloten wordt de voorgenomen termijn te bekorten dan wel te verlengen, dan dient de oorzaak hiervan geïdentificeerd en in het patiëntendossier vastgelegd te worden. 

Draagt een PAN bij aan een effectieve behandeling van de, bij visuele inspectie, vastgestelde afwijkingen in de doorbraak van blijvende gebitselementen?

Aanbevelingen

  1. Bestudeer vastgestelde afwijkingen in de doorbraak van de blijvende gebitselementen op de reeds aanwezige bitewings en solo-opnamen in het patiëntendossier. Indien dit onvoldoende informatie geeft, overweeg dan eerst (een) intra-orale opname(n).
    Mochten hier meer dan drie opnamen nodig zijn, overweeg dan een kleinveldPAN.
  2. Indien extractietherapie van de eerste blijvende molaar nodig is, in meer dan één kwadrant, dan kan een kleinveldPAN bijdragen aan een effectieve behandeling.

Zijn er risicogroepen te identificeren waarbij het vervaardigen van een PAN meer gerechtvaardigd is in vergelijking tot andere groepen?

Aanbevelingen

  • Bij kinderen (0 tot 18 jaar) is het maken van een PAN, behalve bij orthodontische en kaakchirurgische behandelingen die niet in deze KPR zijn opgenomen, slechts in enkele gevallen gerechtvaardigd als
    • het niet mogelijk is om intra-orale röntgenfoto’s te maken, bijvoorbeeld bij patiënten met een lichamelijke, verstandelijke of gedragsmatige beperking, extreme angst, ernstige kokhalsreflex;
    • er sprake is van dentofaciaal trauma, met dien verstande dat wanneer de kans groot is dat de patiënt, in verband met dit trauma, verwezen wordt naar een MKA-chirurg, dit achterwege gelaten wordt. De behandelaar maakt de PAN;
    • post-canien 3 intra-orale röntgenfoto’s ontoereikend zijn, door de grootte van het te diagnosticeren gebied;
    • er sprake is van multiple agenesieën, schisis of syndromen waarbij craniofaciale/orale afwijkingen te verwachten zijn zoals verwoord in OMIM. Deze patiënten worden meestal in teamverband begeleid en het indiceren van de PAN gebeurt veelal in de bijzondere tandheelkunde of orthodontie.