Welke arbeidsrechtelijke wijzigingen stelt minister Van Gennip voor?

Karel Gosselink
4 minuten
Image
arbeidsmarkt
Op 3 april stuurde minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een brief aan de Tweede Kamer met voorstellen om de arbeidsmarkt te hervormen. De arbeidsrechtelijke gevolgen hiervan lichten we hier verder toe.

Toelichting op 4 arbeidsrechtelijke voorstellen van minister Van Gennip

In een vorig bericht over de Kamerbrief van 3 april van minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de ‘Voortgang uitwerking arbeidsmarktpakket’ zijn we reeds ingegaan op een aantal voorgestelde wijzigingen. Met haar voorgestelde plan wil de minister de arbeidsmarkt dusdanig hervormen zodat werk- en inkomenszekerheid toenemen en de wendbaarheid van bedrijven wordt vergroot. In ons vorige bericht gingen we in op onder meer de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen en de Wet DBA. In onderstaand bericht staan we stil bij een viertal arbeidsrechtelijke voorstellen uit de voortgangsbrief van de minister:

  1. Oproepcontracten (zoals nulurencontracten) en draaideurconstructies afschaffen met als doel rooster- en inkomenszekerheid
  2. Aanpassingen in de regels voor re-integratie in het tweede ziektejaar
  3. Invoeren crisisregeling behoud personeel bij calamiteiten
  4. Sneller vaste contracten voor uitzendkrachten en meer kwaliteitsregels voor uitzenders

Lees de brief van Van Gennip

1. Afschaffen oproepcontracten en draaideurconstructies: meer rooster- en inkomenszekerheid

Met de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans in 2020 is de oproepovereenkomst wettelijk gedefinieerd. Het doel was werknemers meer zekerheid bij oproepcontracten als nuluren- en min/maxcontracten te geven. De minister is nu van plan de oproepovereenkomst in zijn geheel af te schaffen. Enkel studenten en scholieren worden uitgezonderd. Het zal dus niet langer mogelijk zijn om gebruik te maken van onder andere nulurencontracten. In de plaats daarvan komt er een basiscontract. Werknemers krijgen zo meer zekerheid over het minimaal aantal uren dat zij worden ingezet. Het blijft wel mogelijk om enige flexibiliteit toe te passen. Zo is het de bedoeling een bandbreedte van maximaal 130 procent van het minimaal aantal uren af te spreken waarin de werknemer beschikbaar moet zijn. Wordt een werknemer boven dat percentage opgeroepen, dan mag deze de oproep weigeren. Wat wel blijft is dat de werkgever na 12 maanden een aanbod van arbeidsomvang aan de werknemer doet, indien de werknemer structureel meer uren heeft gewerkt dan minimaal is afgesproken. Contracten met een jaarurennorm blijven nog wel mogelijk. Ook heeft het kabinet de intentie om het nieuwe basiscontract onder de lage WW-premie te brengen, mits sprake is van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Daarnaast wordt de ketenregeling van tijdelijke arbeidsovereenkomsten wederom aangepast. Het aantal maximale tijdelijke contracten blijft ongewijzigd, zoals ook de maximale duur. Werkgevers kunnen dus ook straks maximaal 3 contracten in maximaal 3 jaar aangaan. De onderbrekingstermijn van 6 maanden wordt verlengd naar 5 jaar. De keten van tijdelijke contracten begint dus pas opnieuw te tellen zodra er tussen twee contracten een periode van minimaal 5 jaar zit. De onderbrekingstermijn zal ook gelden voor uitzendkrachten en bij opvolgend werkgeverschap. Daarnaast is het niet langer mogelijk bij cao van de ketenregeling af te wijken.

2. Sneller duidelijkheid over duurzame vervanging van langdurig zieke werknemer

De minister is voornemens om werkgevers met maximaal 100 werknemers meer duidelijkheid te geven over de inzet van duurzame vervanging van een langdurig zieke werknemer, zodat de continuïteit kan worden gewaarborgd. Na het eerste ziektejaar kunnen werkgever en werknemer vaststellen dat de re-integratie bij de eigen werkgever (het eerste spoor) niet langer vruchtbaar is. Er kan dan worden gekozen om het re-integratieproces volledig te richten op het zogenaamde tweede spoor, het vinden van (passend) werk bij een andere werkgever. Werkgevers blijven dan niet langer in onzekerheid of de zieke werknemer op enig moment weer terugkeert. Het kabinet zal onderzoeken hoe werkgevers en werknemers beter kunnen worden begeleid om het re-integratietraject succesvoller te laten verlopen. Wel blijft de werkgever, net als nu, nog altijd verantwoordelijk voor het gehele traject, dus ook wanneer de zieke werknemer het tweede spoor in gaat. Ook blijft de loondoorbetaling tijdens ziekte op maximaal 104 weken.

3. Het behoud van personeel bij calamiteiten (Crisisregeling Personeelsbehoud)

Om bedrijven in tijden van crisis wendbaar te houden komt er een Crisisregeling Personeelsbehoud. Werkgevers kunnen aanspraak maken op de regeling wanneer er ten minste 20 procent minder werk is. Er komt een mogelijkheid om werknemers tijdelijk in een andere functie of op een andere locatie te laten werken of om tijdelijk minder te laten werken. Werkgevers kunnen rekenen op een tegemoetkoming voor de uren dat er minder wordt gewerkt. Deze tegemoetkoming bestaat uit 60 procent van de loonkosten van de niet-gewerkte uren. De werknemer ontvangt 80 procent van het loon over deze uren. De minister benadrukt dat de regeling is bedoeld voor levensvatbare bedrijven. De maximale duur van de regeling bedraagt 6 maanden.

4. Sneller vaste contracten voor uitzendkrachten

Uitzendkrachten krijgen na 52 weken een contract met meer zekerheid. Deze volgende fase mag maximaal 2 jaar duren, waarbinnen maximaal 6 contracten mogen worden aangegaan. Het aantal tijdelijke contracten wordt daarmee meer in lijn gebracht met de ketenregeling. Ook worden de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten gelijkwaardiger ten opzichte van personeel in dienst van de inlenende werkgever. De minister wil bewerkstelligen dat het verschil tussen het aannemen van eigen personeel en uitzendkrachten daarmee wordt verkleind. Uitzendbureaus worden verplicht om een certificaat te hebben waardoor misstanden binnen de uitzendsector tot een einde moet komen. Inleners mogen ook nog enkel werken met gecertificeerde uitzendbureaus.