NZa kostenonderzoek: een taaie exercitie

Karel Gosselink
4 minuten
Image
tandarts-praktijk
De afgelopen weken vond de pilot plaats van het kostenonderzoek dat de NZa dit najaar gaat verrichten in de mondzorg. De vragenlijst werd getest en er kon commentaar worden geleverd. Wat zijn de bevindingen tot nu toe? Het is een taai proces met de nodige discussiepunten, aldus drie betrokkenen vanuit de KNMT.

Aanpassing online vragenlijst

De vragenlijst voor het kostenonderzoek die de NZa vanaf 23 september stuurt aan een steekproef van tandartsen en orthodontisten, werd recentelijk getest door enkele deelnemers aan de steekproef. Zij konden hun bevindingen doorgeven aan de NZa. Dit leverde enkele verbeterpunten op. Met name ging het om technische zaken uit de online vragenlijst, zoals het niet goed kunnen doorklikken naar de volgende vraag of informatie en te weinig ruimte om een toelichting te geven. Volgens Martijn Ludwig, hoofd Structuur & Financiering van de KNMT, heeft de NZa in zijn algemeenheid goed geluisterd naar deze kritiekpunten en de definitieve vragenlijst daarop aangepast. 

Nodige vragen en discussiepunten

Toch roept het kostenonderzoek volgens Ludwig ook de nodige vragen en discussiepunten op en is het een taaie exercitie voor de zowel de NZa als de KNMT. Hij krijgt bijval van tandarts Alexander Tolmeijer en orthodontist Christo Boxum, die namens de KNMT in de NZa-klankbordgroep van het kostenonderzoek zitten. Ze hebben onder meer kritiek op de de techniekkosten in eigen beheer, het gebruik van de normatieve arbeidskostencomponent (NAC) en het uren- en jaarcriterium, dat uitdrukt hoeveel iemand werkt.

Praktijksoftware sluit niet altijd aan

Tolmeijer constateert dat de antwoorden op sommige vragen uit de NZa-vragenlijst niet zomaar aangeleverd kunnen worden omdat de gevraagde gegevens anders worden opgeslagen in de administratiesoftware van een praktijk. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de totale omzet van de techniek in eigen beheer op basis van de Q-codes. Deze is niet zomaar tevoorschijn te halen, je moet hiervoor per patiënt nagaan of je de Q-code wel of niet hebt berekend, wat een behoorlijke klus is. Verder is het soms lastig vast te stellen of iets nu een kostencode of een verrichtingencode is, bijvoorbeeld bij gebruik van een endovijltje of het voorbereiden van de behandelkamer voor chirurgie. “Voor tandartsen kleven er dus de nodige haken en ogen aan het invullen van de vragenlijst. De gevraagde gegevens haal je niet zomaar uit de computer”,  aldus Tolmeijer. “Omdat je onbewust fouten kunt maken bij het invullen van de vragenlijst, moet je je als tandarts uit de steekproef laten bijstaan door de KNMT.” 

Extra werken wordt niet beloond

Een ander punt van kritiek betreft de normatieve arbeidskostencomponent (NAC), het door de NZa vastgestelde bruto jaarsalaris van een tandarts en orthodontist. Boxum vindt dit te laag voor orthodontisten omdat hierin niet tot uiting komt dat een orthodontist een specialist is die 4 jaar aanvullende universitaire opleiding heeft gevolgd. Verder is het NAC gebaseerd op het criterium van de 36-urige werkweek (= 1 fulltime eenheid of fte), wat niet overeenkomt met het werkelijke aantal uren dat de meeste tandartsen of orthodontisten per week werken. Dat betekent dat alle uren die iemand boven de 36 uur werkt door de NZa niet worden beloond in dit kostenonderzoek. Behoorlijk wrang, volgens Boxum die het als volgt toelicht: als twee praktijkhouders in één praktijk werken, dan rekent de NZa 2 fte’s tandartsen of orthodontisten voor die praktijk. Werkt er in dezelfde praktijk vanwege het tandartsentekort maar één tandarts of orthodontist - die ook nog eens extra hard moet werken - dan rekent de NZa maar 1 fte. “Als je meer werkt, dan is dat pech en doe je het eigenlijk in je eigen tijd.”

KNMT als volwaardige gesprekspartner

Ook het jaarcriterium van 46 weken dat de NZa hanteert voor het aantal weken dat een tandarts of orthodontist werkt, roept verbazing op. Werkt iemand meer dan 46 weken dan wordt dit niet meegeteld in het totaal aantal gewerkte uren per jaar. “Daar hebben we moeite mee”, laat Ludwig weten. Hij raadt de deelnemende tandartsen en orthodontisten daarom met klem aan om de onderzoeksgegevens te delen met de KNMT voor het schaduwonderzoek. Niet omdat hij de NZa niet vertrouwt in hun berekeningen, maar juist om bepaalde keuzes te kunnen narekenen, zoals bij het fte-criterium. Verder vindt hij het belangrijk dat tandartsen de vragenlijst aandachtig en zorgvuldig invullen, zodat er betrouwbare informatie wordt aangeleverd zowel aan de NZa als aan de KNMT. Hiermee kan de KNMT als volwaardige gesprekpartner met de NZa aan tafel en zo invloed uitoefenen als daarvoor aanleiding is. 

Brief van de KNMT

Inmiddels heeft de KNMT meerdere keren haar kritiekpunten in de richting van de NZa geuit. Maar dit heeft nog niet tot andere inzichten geleid, de NZa houdt vast aan het model waarvoor ze hebben gekozen. Volgens Boxum mag je wel opmerkingen geven aan de NZa, maar leidt dit tot weinig verandering. “Ze gaan gewoon door met hun eigen strategie.” 

De KNMT is voornemens om een brief aan de directie van de NZa sturen waarin ze de punten van kritiek nogmaals op een rijtje zet 

Meer lezen over het kostenonderzoek