KNMT-voorzitter Hans de Vries: "Ga voor levensloopbestendige mondzorg"

Karel Gosselink
9 minuten
Image
Devries-verkiezingen
Goede mondzorg is van cruciaal belang voor de gezondheid. De toegankelijkheid ervan staat echter onder druk. Hoe zorgen we ervoor dat iedereen in Nederland – arm en rijk, jong en oud – toch optimale mondzorg krijgt? Door gerichte investeringen kunnen we zorgen voor levensloopbestendige mondzorg, zo stelt KNMT-voorzitter Hans de Vries.

De KNMT is nooit meegegaan in roep om mondzorg op te nemen in de basisverzekering. Waarom niet?

“Omdat wij dat niet zo’n goed idee vinden. De roep komt mede voort uit de ervaring dat een groep mensen de tandarts niet bezoekt. Maar die groep is er altijd geweest. En de KNMT heeft niet de indruk dat het aantal mensen dat de tandarts niet bezoekt, stijgt. Onze cijfers wijzen uit dat zo’n 80 procent van de mensen de tandarts trouw bezoekt*. Je moet je afvragen of je niet het kind met het badwater weggooit als je het systeem verandert. 

Voorts worden er vraagtekens gezet bij de betaalbaarheid van mondzorg. Maar die is onderdeel van een maatschappelijk probleem: de kosten in zijn algemeenheid lopen zo hoog op dat steeds meer mensen zeggen moeite te hebben om rond te komen. De politiek zal aan de knoppen moeten draaien, zodat mensen weer makkelijker kunnen rondkomen en hun mondzorg weer kunnen betalen.”

* Op Staatvandemondzorg.nl: Data tandartsbezoek in Nederland

Hoe wil de KNMT wel bevorderen dat mondzorg toegankelijker wordt voor de groepen die de tandarts nu niet bezoeken?

“Daar hebben wij wel een idee over: levensloopbestendige mondzorg. 

Momenteel zit de mondzorg voor de jeugd tot 18 jaar in het basispakket. Wij zouden dit graag verlengd zien tot en met 25 jaar. Daar zit ook een gedachte achter. Het gelaat en het gebit zijn gemiddeld pas volledig ontwikkeld op je 23e. En de hersenen zijn pas volgroeid met 25 jaar. Op hun 18e, als ze dus volledig verantwoordelijk worden geacht te zijn voor hun gebit, kunnen jongeren de gevolgen van het niet goed onderhouden van hun gebit nog onvoldoende overzien, terwijl dat gebit nog volop in ontwikkeling is. 

Daarom pleiten wij ervoor de aanspraak uit te breiden tot en met 25 jaar. Ook in de volle overtuiging dat het de gezondheidszorg op de lange termijn enorm veel geld gaat schelen als je de jeugd cariësvrij weet te houden. Het is onze plicht om er alles aan te doen om het zo ver te krijgen.”

Echter, lang niet alle ouders bezoeken met hun kinderen de tandarts.

“We willen daarom heel graag dat kinderen op het consultatiebureau al direct worden begeleid door een jeugdarts dan wel een mondzorgcoach. 95 tot 98 procent van de kinderen komt op het consultatiebureau. Dat is de snelweg, daar moet ook het reclamebord van de mondzorg staan. De ouders van die kinderen moeten immers worden gewezen op het feit dat het zinvol is zo vroeg mogelijk aandacht aan het kindergebit te besteden en dat dit ze niets kost, zelfs geen eigen risico, omdat jeugdmondzorg in de basisverzekering zit.”

Wij willen graag dat nadrukkelijker wordt gewezen op het effect van gezonde voeding op mondgezondheid

En er ligt hier ook een relatie met gezonde voeding…

“Inderdaad, daarom willen wij ook graag dat nadrukkelijker wordt gewezen op het effect van gezonde voeding op mondgezondheid. De maatschappij is vol signalen en verlokkingen naar suiker, zoet, zuur, combinaties met vet zodanig dat mensen er al op jonge leeftijd verknocht aan raken. Het is helemaal niet normaal om de hele tijd frisdrank of vruchtensap te lurken, maar dat besef lijkt steeds minder te worden. 

Het schijnt voor ouders ook steeds moeilijker te worden om hun kinderen op te rails te houden wat voeding betreft. Het lijkt tegenwoordig ook wel of een gaatje moet kunnen. Nee, een gaatje moet helemaal niet kunnen! Kijk alleen maar wat een enorme kostenbesparing dat op termijn oplevert, voor hunzelf maar ook voor de samenleving, als je iemand tot en met 25 jaar cariësvrij weet te houden. 

Daarom committeert de KNMT zich aan het jongste standpunt van de FDI die pleit voor leefstijlbevorderende maatregelen in ieder land, inclusief een suikertax. Dat sluit ook mooi aan bij wat wij erover hebben opgenomen in onze ‘Agenda voor de Mondzorg’. Daarin laten we met het oog op de verkiezingen politiek Den Haag weten wat onze standpunten zijn.”

Maar dat…

“Wacht, niet te snel, dit is niet alles. Dus aandacht voor voeding, het bezoek aan de tandarts en de mondzorg tot en met 25 jaar in het basispakket. Als dat allemaal goed gaat, wanneer gaan zich na die leeftijd de meeste problemen voordoen? Dat is vooral wanneer mensen ouder worden. Wanneer ze bijvoorbeeld fysiek of mentaal niet meer in staat zijn om hun gebit adequaat te verzorgen. Vooral bij kwetsbare ouderen beïnvloedt complexe medische problematiek immers vaak de gezondheid van de mond en andersom. Deze mensen moeten zo min mogelijk hinder ondervinden om mondzorg te kunnen krijgen. 

Daarom pleit de KNMT er ook voor de mondzorg vanaf 75 jaar in het basispakket op te nemen. Dan is mondzorg aan het begin en het eind van het leven gedekt. Dus wanneer preventie het meeste effect voor later heeft en wanneer zich de meest complexe problemen zich voordoen.”

Maar hiermee doet de KNMT niets aan het probleem dat maatschappelijk en in de politiek het meest wordt gezien: de mondzorg voor financieel zwakkeren.

”Als ze mensen tot en met 25 jaar met voldoende kennis voor preventie en gebitsonderhoud hebt klaargestoomd, kunnen ze tijdens het volwassen, werkzame leven de kosten voor controle en onderhoud zelf dragen. Dus wat de KNMT betreft, zijn mensen tussen 25 en 75 jaar zelf verantwoordelijk voor hun mondgezondheid. Althans, voor mensen met aangeboren problemen zoals oligodontie, na een tumorbehandeling et cetera biedt de zorgverzekering meestal een oplossing. 

En voor financieel kwetsbare mensen zijn er gemeentelijke regelingen. Omdat wij echter beseffen dat niet iedere gemeente even goed thuis is in mondzorg, heeft de KNMT samen met NVM-mondhygiënisten en ONT een handreiking opgesteld. Deze kunnen gemeentes toepassen om acute en noodzakelijke mondzorg aan financieel kwetsbare mensen binnen de bestaande gemeentelijke regeling aan te bieden.”

Desondanks zet bijvoorbeeld een organisatie als het Ivoren Kruis vol in op de boodschap dat mondzorg in de basisverzekering thuishoort.

“En niet alleen het Ivoren Kruis, ook individuele KNMT-leden doen dat en een aantal politieke partijen. Wat de KNMT met die geluiden doet, is er bijvoorbeeld op hameren dat de juiste data worden gebruikt. Stick to the facts. Kijk ook naar het buitenland, naar good practices.

Evalueer wat de effecten zijn geweest toen indertijd werd besloten mondzorg voor volwassenen niet in de basisverzekering op te nemen. 

En stel de vraag: hoe ver moet je gaan als je weet dat nog steeds zo’n 80 procent van de mensen de tandarts bezoekt*? Hoeveel wil je investeren om te bereiken dat dit percentage mogelijk met een paar procent toeneemt? Uit de data waarover de KNMT beschikt, blijkt niet dat steeds minder mensen de tandarts bezoeken. 

Tel dat op bij het feit dat er regelingen zijn om bepaalde groepen mensen te ondersteunen en wij komen tot de zojuist genoemde handreiking. En het maakt ook niet zoveel uit hoe het wordt betaald, als het maar wordt betaald. Daarvoor is die handreiking bedoeld.”

We kunnen ook niet eeuwig blijven teren op tandartsen die in het buitenland zijn opgeleid.

Maar stel dat de ideeën van de KNMT ertoe leiden dat het aantal mensen dat de tandarts bezoekt gaat toenemen? Door wie worden die dan behandeld?

“Als de politiek dan toch aan de knoppen draait, laten ze dat dan doen op een manier dat er ook iets wordt gedaan aan het menskrachttekort, zowel qua tandartsen, mondhygiënisten als assistenten. We kunnen ook niet eeuwig blijven teren op tandartsen die in het buitenland zijn opgeleid. Waarvan ik overigens ook vind dat het weinig sociaal is dat onze overheid tandartsen elders in Europa laat opleiden om ze vervolgens in Nederland een deel van het tekort te laten oplossen. 

Daarom nogmaals: leid meer tandartsen in eigen land op. Ik kan het niet genoeg benadrukken. Het is heel stevig om de term mondzorginfarct te gebruiken, maar zeker als je in de periferie kijkt, is dat precies wat er aan de hand is. Niet voor niets schreeuwt men in bijvoorbeeld Zeeland moord en brand. Er zijn gewoon te weinig handen!”

Het Capaciteitsorgaan adviseert al jaren om meer tandartsen op te leiden.

“En dat gebeurt maar niet. Tel de aantallen in alle adviezen van de afgelopen 15 jaar op en je komt op 2.000 tandartsen die niet zijn opgeleid. Gelukkig zijn we vooralsnog dus geholpen door in het buitenland opgeleide tandartsen. Maar we weten niet of die toestroom aanhoudt en hoe lang die tandartsen allemaal blijven. En veel van hen kunnen ook nog wel iets leren over de manier waarop we in Nederland mondzorg bedrijven. We hebben hier bijvoorbeeld vaak een preventievere houding dan elders en werken vaker in teams. Kortom, we zijn heel blij met ze, echt waar, maar de situatie is niet ideaal. 

Er moeten daarom echt meer tandartsen worden opgeleid dus politiek: doe alsjeblieft iets! En dan doel ik niet op het inkorten van de opleiding van 6 naar 5 jaar. Want dat is echt geen oplossing. Echt niet! Maar een deel van politiek Den Haag lijkt het wél een makkelijke manier te vinden om het tekort op te lossen. En wat dan als blijkt dat dit niet helpt? Korten we de 5-jarige opleiding dan naar 4 jaar in? Nee politiek, draai liever aan andere knoppen. Leid gewoon meer mensen op. Zorg ervoor dat het loont om weer fulltime te werken, zodat we assistenten genoeg hebben. En bevorder een gezonde levensstijl, zodat er op termijn minder zorg hoeft te worden verleend en we met minder tandartsen toekunnen. Kortom, toon visie.”

De politiek krijgt het nog druk met de mondzorg…

“Correct. En dan ben ik er nog niet. De KNMT zou ook graag zien dat de politiek het volgen van bij- en nascholing wettelijk verplicht stelt. Er zijn maar weinig tandartsen die nooit een cursus volgen en er zijn er zelfs legio die heel veel cursussen volgen. Vele malen meer zelfs dan de gemiddelde norm. Prima, vooral zo houden. Maar dat zijn geen argumenten om die verplichting niet te willen. 

Ik ga uit van de patiënt. Die heeft het recht om de best mogelijke zorg te krijgen, moet ervan uit kunnen gaan dat zijn tandarts op de hoogte is van de laatste stand van zaken op diens vakgebied en dat tandartsen elkaar wat dat betreft scherp houden. Er is een zeer beperkt aantal tandartsen die je daar een handje bij moeten helpen. En je zorgt er het beste voor dat die wel aan bij- en nascholing gaan doen door het wettelijk op te leggen. Je kunt het aan de beroepsgroep zelf overlaten, maar zo’n verplichting zou het ons zoveel makkelijker maken.”

En Den Haag moet straks ook nog iets vinden van het experiment met de zelfstandig bevoegde mondhygiënist.

“Wij zijn er in ieder geval blij mee dat er in Nederland een mondzorgverlener als de mondhygiënist is. Iedereen die er in de praktijk mee werkt weet: die voegt iets toe. De mondhygiënist geeft de preventieve poot in een praktijk veel meer body. Kijkend naar de patiënt is het in diens belang dat mondzorgverleners goed met elkaar overleggen en werken vanuit 1 goed toegankelijk en goed opgebouwd dossier. 

Daarom is de KNMT niet tegen de zelfstandig bevoegde mondhygiënist, mits deze zijn werk vanuit 1 dossier met de rest van het team doet. In veel gevallen is dat het gemakkelijkst als dat in hetzelfde pand gebeurt. Als dan iedereen in dat team doet waarin hij het best is opgeleid, werkt dat het efficiëntst. En dat is best belangrijk, in deze tijd van menskrachttekorten. 

Iets dergelijks geldt ook voor het eigenaarschap van een praktijk. Een groot deel van de tandartsen kiest ervoor als zzp’er te gaan werken, bij een keten of bij een andere tandarts. Ik heb zelf bij een keten gewerkt en weet uit ervaring dat de praktijksetting waarin je werkt je iets geeft waaraan je op dat moment behoefte hebt. 

Belangrijk is dat je als tandarts altijd je professionele autonomie behoudt en primair werkt in het belang van de patiënt. Mijn persoonlijke ervaring is overigens wel dat, als een praktijk wordt geleid door een tandarts die ook zelf een stuk verantwoording neemt en betrokken is bij de praktijk, je vaak gedrag ziet dat op de lange termijn is gericht. Daarom promoot de KNMT het hebben van een eigen praktijk

Wat je overigens ook ziet, is dat veel collega’s afhankelijk van de levensfase waarin ze zitten, behoefte hebben aan een andere praktijkvorm. Bijvoorbeeld: als je net bent afgestudeerd, word je zzp’er. Daarna ambieer je een eigen praktijk. Om als je je pensioen nadert je praktijk te verkopen om vervolgens weer als zzp'er c.q. als waarnemer te gaan werken. En is het dan per definitie fout als een praktijk in handen van een investeerder is? Nee, er zijn plenty voorbeelden van waar dat heel goed gaat.”

Houd een gezonde mond bereikbaar!

Behalve het advies levensloopbestendige mondzorg te stimuleren, blijft de KNMT natuurlijk in politiek Den Haag onder meer benadrukken dat er:

  • minder overbodige regels moeten komen;
  • meer tandartsen moeten worden opgeleid en
  • tandartsen als praktijkhouder én als zzp'er moeten kunnen blijven ondernemen.

Lees de hele KNMT-verkiezingsboodschap: Houd een gezonde mond bereikbaar!

Dit artikel verscheen eerder in NT/Dentz 07/23.