De allerjongste patiënten, hoe ga je met ze om?

Karel Gosselink
7 minuten
Image
spelenderwijs
De richtlijn 'Mondzorg voor jeugdigen' schrijft voor dat kinderen vanaf het doorbreken van het 1e tandje naar de tandarts zouden moeten gaan. In de loop van 2025 gaan consultatiebureaus dit advies overnemen, wat naar verwachting extra toeloop naar mondzorgpraktijken tot gevolg zal hebben. Hoe kun je zorgen voor een succesvol eerste bezoek van een kind aan de tandartspraktijk? Tandarts-pedodontologen Maddelon de Jong-Lenters en Boukje Scholte-Scheepstra delen hun tips en tricks.

Het aanleren van mondgezondheidsgedrag op heel jonge leeftijd is makkelijker dan het afleren van ongezond gedrag op latere leeftijd

Tijdig bezoek aan een mondzorgverlener is volgens De Jong-Lenters en Scholte-Scheepstra belangrijk omdat het aanleren van mondgezondheidsgedrag op heel jonge leeftijd immers makkelijker is dan het afleren van ongezond gedrag op latere leeftijd. 

Begin met een kennismaking; je hoeft niet per se in de mond te kijken

Hoe ga je van start? Als de ouders met baby of het jonge kind voor het eerst in de behandelkamer zijn, dan is het vooral handig om in gesprek met de ouder te gaan. Er hoeft nog niet per se in de mond van het kind gekeken te worden, als deze nog terughoudendheid laat zien - adviseert De Jong-Lenters. 

Zelf begint ze zo’n eerste consult met een korte kennismaking, even rustig bijpraten en aangeven wat ze wil bespreken. 

Ook vraagt ze wat er thuis op het gebied van de mondverzorging juist goed gaat, zoals het aantal eet- en drinkmomenten, de nachtvoeding en eventueel het tandenpoetsen. 

“Dit geeft je als zorgverlener de mogelijkheid om meteen complimenten te geven, waardoor de ouder zich meer gewaardeerd voelt en beter openstaat voor zaken die je verder nog aandraagt.”

Wennen aan de praktijksetting staat centraal

Scholte-Scheepstra probeert er in zo’n eerste contact ook achter te komen met wat voor gezin ze te maken heeft, een sociale anamnese. “Als je dit weet, kun je veel beter met je zorg en adviezen inspelen op de thuissituatie.” Centraal in het eerste contact staan dus de kennismaking met de mondzorgverlener en het wennen aan de praktijksetting. Natuurlijk kun je ook gerichte adviezen uit het Advies Cariëspreventie van het Ivoren Kruis geven.

Spelenderwijs de mond inspecteren

Als ouder en kind al meer gewend zijn aan de mondzorgverlener en de praktijk, dan volgt het moment dat het kind meer bij het consult betrokken kan worden en diens mond kan worden geïnspecteerd. Dat is meestal vanaf de leeftijd van een tot anderhalf jaar en kan spelenderwijs gebeuren. 

Belangrijk is dat je daarbij eerst gericht contact maakt met het kind, zegt Scholte-Scheepstra. Zo stelt ze vaak eerst voor om in de mond van een meegenomen knuffel te kijken. Dit kan een opstapje zijn om daarna in de mond van het kind te ‘mogen’ kijken. Het zingen van een liedje of humor kan daarbij goed helpen. 

Ook kun je ‘modelling’ toepassen: een ouder, broer of zus of grote (poets)knuffel ligt dan als model in de behandelstoel en je vraagt of het kind het eerst in de mond van de ouder of de pop wil kijken. Het kind vindt het vaak machtig interessant en is meer voorbereid op het kijken in de eigen mond. 

Het is daarbij handig aan de ouder te vragen hoe het kind in elkaar zit : is het een druktemaker of juist heel verlegen? Als behandelaar kun je hier in je benadering rekening mee houden.

Knee-to-knee-methode bij heel jonge kinderen toepassen

Als het moment van inspecteren van de mond is aangebroken, kan dat met het kind liggend in de behandelstoel. Tenminste, als het kind daaraan toe is. Op heel jonge leeftijd is dat meestal nog niet het geval, omdat het kind het nog lastig vindt in zijn eentje. In dat geval kan de ‘knee-to-knee’-methode worden gebruikt. 

Hierbij zitten ouder en mondzorgverlener met de knieën tegen elkaar, het kind ligt op de bovenbenen met het gezicht richting de ouder en met het hoofd op schoot van de mondzorgverlener. Zo houdt het oogcontact met de ouder en kan de mondzorgverlener de mond makkelijk inspecteren. 

“Dit werkt beter dan het kind op de schoot van de ouder. Die kan dan geen oogcontact maken met het kind en de mondzorgverlener kan de mond moeilijk bekijken, omdat de positie van ouder én kind helemaal niet praktisch is”, aldus De Jong-Lenters. 

Dan breekt het moment aan dat een kind zelf in de grote behandelstoel mag gaan zitten. Soms heeft dat nog een zetje nodig. In de Leidse praktijk passen ze hiervoor een truc met zonnebrillen toe. Omdat veel kinderen last hebben van de felle lamp boven de stoel, mogen ze een zonnebril uitzoeken en opzetten. “Ze kunnen kiezen uit verschillende modellen en dat vinden ze geweldig leuk en stoer”, zegt Scholte-Scheepstra.

Communiceer zonder verkleinwoordjes

Centraal in de communicatie met ouder en kind moet ‘positieve bekrachtiging’ staan, adviseert De Jong-Lenters: je zet ouders en kind op een positieve manier in hun kracht. De toon waarop je ze aanspreekt en de taal die je daarbij gebruikt, spelen een belangrijke rol. 

De Jong-Lenters probeert met haar taalgebruik en woorden aan te sluiten bij het taalgebruik en niveau van ouder en kind zonder daarbij te bagatelliseren. “Ik gebruik bewust geen verkleinwoordjes als tandje, kiesje en mondje. Hiermee laat ik zien dat ik ze serieus neem, maar ook dat zij het gebit van hun kind serieus nemen, dat het de moeite waard is om goed te verzorgen.” 

Verder spreekt ze de ouders niet belerend toe, want dat voelt voor veel mensen als straf. Ze geeft vooral veel complimenten voor de zaken die goed gaan. En ze probeert ouders het gevoel te geven dat ze wat in te brengen hebben én dat er naar ze wordt geluisterd. 

Dus niet alleen maar zenden, maar ook luisteren en vragen stellen, aldus Scholte-Scheepstra. 

Geef het kind het gevoel dat het iets in te brengen heeft

Wat volgens de twee ook goed werkt, is om een kind keuzes te geven, waardoor het het gevoel heeft iets in te brengen te hebben. 

Een truc daarvoor is het aanbieden van schijnkeuzes: je geeft het kind een keuze, terwijl het voor jou als zorgverlener niets uitmaakt wat wordt gekozen. Zo mogen de kinderen in de Leidse praktijk tijdens het eerste consult een spiegeltje uitzoeken in een kleur die ze mooi vinden en dit meenemen naar huis. “Dat geeft een gevoel van autonomie”, aldus Scholte-Scheepstra. Zo’n schijnkeuze voorkomt ook dat het kind ‘nee’ zegt op een vraag. 

Vraag niet alleen of het kind in de behandelstoel wil zitten, maar laat het kiezen tussen de stoel of bij mama op schoot. Het maakt dan zijn eigen keuze en werkt beter mee. Immers, als je een open vraag stelt, kan het antwoord ook ‘nee’ zijn. En wat moet je dan…? 

Een valkuil is volgens de tandarts-pedodontologen ook dat de mondzorgverlener dreigt richting het kind. Bijvoorbeeld: als je niet meewerkt, krijg je ook geen cadeautje. Dat maakt een negatieve indruk, maar het beter om dat te voorkomen. Het idee van het geven van een cadeautje na het consult is juist bedoeld als positieve bekrachtiging.

Verwijzen naar collega met affiniteit

Het kan zijn dat je als mondzorgverlener geen of weinig affiniteit hebt met het omgaan en behandelen van heel kleine kinderen. Dan adviseren de twee om binnen je praktijk na te gaan wie er wel affiniteit mee heeft en naar deze collega te verwijzen. Is er binnen de praktijk geen oplossing te vinden, verwijs dan naar een externe collega die wel affiniteit heeft met deze doelgroep.

Acht tips voor de omgang met ouders en het jonge kind

  1. Zorg ervoor dat ouders zich met hun jonge kind welkom voelen in de praktijk.
  2. Geef ouders en kind complimenten over wat er allemaal al goed gaat thuis (positieve bekrachtiging).
  3. Bereid het kind spelenderwijs voor op het kijken in de mond. Humor en liedjes zingen kunnen hierbij helpen.
  4. Gebruik de ‘knee-to-knee’-methode om de mond van het kind te inspecteren.
  5. Pas je taalgebruik en -niveau aan ouder en kind aan zonder te bagatelliseren. Gebruik geen verkleinwoordjes als ‘tandje’ en ‘mondje’.
  6. Voorkom dat je alleen maar aan het zenden bent. Luister vooral naar ouder en kind en stel vragen.
  7. Wees niet te belerend en gebruik geen dreigende taal.
  8. Bied het kind (schijn)keuzes. Dat vergroot het gevoel van autonomie.

Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen

GebitsGroeiBoekje

Hulpmiddel bij jonge kinderen op komst: GebitsGroeiBoekje

Komend voorjaar wordt het GebitsGroeiBoekje uitgebracht. Dit boekje is bedoeld voor ouders van heel jonge kinderen en staat boordevol informatie over de mond en de gebitsontwikkeling van kinderen van 0 tot 4,5 jaar en hun verzorging. 

Met handige controlekaarten per leeftijdsgroep

Ook staan er per leeftijdsgroep controlekaarten in die ouders en mondzorgprofessionals kunnen gebruiken bij een consult. 

Het GebitsGroeiBoekje draagt zo bij aan uniforme informatievoorziening aan ouders. Daarnaast geeft het praktische handvatten om van gezond gedrag een goede gewoonte te maken. 

In drie regio’s zal het boekje bij wijze van pilot op het consultatiebureau worden uitgereikt aan ouders met baby’s, net zoals de Groeigids. De bedoeling is dat ouders het boekje meenemen als ze met hun kind vanaf het doorbreken van het eerste element naar de mondzorgpraktijk gaan. 

De pilot zal in het voorjaar van start gaan in de GGD-regio’s Zaanstreek-Waterland, Brabant-Zuidoost en Hollands Midden. Tandartsen in die regio’s worden hierover tijdig geïnformeerd. 

Het GebitsGroeiBoekje is ontstaan uit een samenwerking tussen KNMT en NVM-mondhygiënisten, Ivoren Kruis, Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde en Hogeschool Utrecht.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NT/Dentz 08/2024