Beklaagdenbank: Een zakelijk geschil

Evert Berkel
5 minuten
Beklaagdenbank
Wat doe je als je een geschil hebt na een praktijkovername. Dan maak je de verkoper het leven zuur door een tuchtklacht in te dienen. Maar daar werkte het RTG niet aan mee.

De aangeklaagde tandarts heeft eind 2018 zijn tandartspraktijk overgedragen aan een partij waar beide klagers werken, als respectievelijk tandarts en praktijkmanager. Deze overdracht mondde uit in een civielrechtelijke juridische procedure waarin de kopende partij schadevergoeding vordert en zich op het standpunt stelt dat sprake is geweest van dwaling bij de overeenkomst van praktijkoverdracht, dat de dienstverlening van verkopende tandarts niet voldeed en dat deze declaratiefraude pleegde. Ook werd een klacht bij het RTG ingediend.

Na het indienen daarvan kregen vijftien patiënten een e-mail namens de kopende partij met daarin onder meer de volgende inhoud: “Zoals besproken stuur ik u hierbij de mail, ik vraag u bij deze op verzoek van het Tuchtcollege om toestemming voor het ter inzage sturen van uw dossier ter behandeling bij het Tuchtcollege. U heeft eerder een formulier van mij ontvangen, echter volstaat een akkoord op deze mail ook. Als u akkoord op deze mail geeft kan het Tuchtcollege verder en aan de slag met uw dossier, ook met het oog op de schade welke u heeft geleden.” Een aantal van de vijftien patiënten heeft hierop toestemming gegeven voor het ter inzage sturen van het medisch dossier aan het Tuchtcollege.

Ook zijn aan het Tuchtcollege een aantal door patiënten getekende volmachten overlegd met de volgende inhoud: “Gevolmachtigden krijgen de volledige zeggenschap om namens en in plaats van volmachtgever op te treden in het kader van tuchtklachtprocedure bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Deze volmacht geldt voor het verrichten van alle handelingen, inclusief het voeren van voornoemde tuchtprocedure ter zake het handelen van de tandarts als zorgverlener van volmachtgever, bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag in behandeling onder kenmerk 2018-249, voor het vertegenwoordigen van volmachtgever bij de opnieuw vast te stellen zitting en voor de duur nodig voor het afwikkelen van de hiervoor bedoelde geschillen.”

 

Ter onderbouwing van hun klacht hebben beide klagers gewezen op vijftien niet met hun naam maar met een nummer aangeduide patiënten. Ten aanzien van die patiënten wordt in het klaagschrift de tandarts het verwijt gemaakt dat hij zijn beroepseed c.q. zorgplicht heeft geschonden. Per patiënt is in het klaagschrift het klinisch beeld beschreven op basis waarvan volgens klagers sprake is van schending van de zorgplicht.

Klagers hebben in de loop van de procedure volmachten en e-mails van patiënten overgelegd en aangegeven welke daarvan corresponderen met de in het klaagschrift met nummers aangeduide patiënten. Zij hebben zich vervolgens tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat zij de klacht namens alle vijftien in het klaagschrift met een nummer aangeduide patiënten hebben ingediend.

Standpunt tandarts

Volgens de aangeklaagde tandarts zijn beide klagers niet-ontvankelijkheid.

Beoordeling

Het RTG stelt dat bij het indienen van de klacht aanvankelijk identificatiegegevens van de patiënten en volmachten achterwege zijn gelaten. Evenmin zijn machtigingen overgelegd. Tijdens de procedure zijn door klagers e-mails en volmachten van een aantal, maar lang niet van alle in het klaagschrift genoemde patiënten overgelegd. Deze stukken leiden niet tot het oordeel dat kan worden gezegd dat sprake is van een voldoende toereikende machtiging om namens deze patiënten een tuchtrechtelijke klacht in te dienen. Immers, de aan de e-mails kennelijk voorafgegane correspondentie is niet overgelegd. En blijkens de e-mails is met name aan de patiënten duidelijk gemaakt dat behandeling van een klacht door het Tuchtcollege nodig was met het oog op schade die de patiënten zouden hebben geleden.

Tijdens de zitting is verder gebleken dat de door klagers ingestelde procedure bij het Tuchtcollege mede is ingegeven door het tussen partijen bestaande zakelijke conflict en de lopende civielrechtelijke procedure, waarin de vijftien patiënten geen partij zijn. Of en in hoeverre iedere patiënt daadwerkelijk een tuchtrechtelijke klacht tegen beklaagde wil indienen of door klagers wil laten indienen, heeft het RTG onder de gegeven omstandigheden onvoldoende kunnen vaststellen. Klagers hebben voorts niet aangegeven welk relevant belang zij zelf bij het verkrijgen van een oordeel van de tuchtrechter hebben. Dit leidt ertoe dat noch de bedoelde patiënten, namens wie klagers aangeven op te treden, noch klagers zelf in deze procedure als rechtstreeks belanghebbenden in de zin van artikel 65 lid 1 sub a Wet BIG kunnen worden beschouwd.

Beslissing

Het RTG bepaalt dat beide klagers niet ontvankelijk zijn in hun klacht en neemt deze niet in behandeling.

Caveat Emptor

Mijn eerste indruk: als klagers al voor overname in de praktijk werkten, wisten ze van gestelde ‘gebreken’ en hadden ze de praktijk niet moeten overnemen of een lagere prijs bedingen. Als klagers de praktijk helemaal niet kenden, was beter onderzoek wenselijk geweest, anders hebben ze de dwaling mogelijk aan zichzelf te wijten. Maandje waarnemen? Caveat Emptor. Laat je adviseren!

Voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst is er de precontractuele fase die beheerst wordt door de redelijkheid en billijkheid, vroeger ook wel ‘goede trouw’ geheten. In 1957 heeft de Hoge Raad in het Baris-Riezenkamp-arrest bepaald: uit de redelijkheid en billijkheid vloeit voort dat partijen hun gedrag moeten laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij. Koper zou achteraf een beroep op dwaling (onjuiste voorstelling van essentiële zaken door (non-)informatie van verkoper) kunnen doen, maar daarvoor moet worden voldaan aan een aantal wettelijke vereisten. Een beroep op dwaling is geen sinecure. Even googelen op ‘dwaling’ levert al meer dan 7000 rechterlijke uitspraken op. Zeker als de vragende partij minder deskundig is in de materie rust er een zware informatieplicht op de wederpartij. Caveat Emptor, de koper zij op zijn hoede. Maar ook die koper kan niet afwachtend achteroverleunen, ook hij heeft een onderzoeksplicht.

Klagers kunnen niet beweren op dentaal terrein onkundig te zijn: “De aangeklaagde tandarts heeft eind 2018 zijn praktijk overgedragen aan een partij waar beide klagers werken, als respectievelijk tandarts en praktijkmanager.” Om nog voor een tweede anker te gaan liggen, is een procedure gestart bij een Tuchtcollege. Een aantal patiënten is gevraagd om een volmacht om namens hen op te treden, met een vage doorschemering naar eventuele schadevergoeding… Het Tuchtcollege maakt korte metten met de ontvankelijkheid. Er is geen belang bij klagers en patiënten. Wanneer een partij in een gerechtelijke procedure niet-ontvankelijk is, betekent dit dat de aanhangig gemaakte zaak niet vatbaar is voor berechting. Voorkomen is beter dan voorkomen.

Bart Admiraal is tandarts-niet prakkezerend en jurist bij Jurispreventie met focus op patiëntenrecht, klacht en tuchtrecht.