Woensdag vervolg rechtszaak kostenonderzoek
De zitting van woensdag is een vervolg op een eerdere zitting van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in oktober. Destijds is afgesproken de uitspraak in een vergelijkbare zaak rondom tarieven voor huisartsen af te wachten. In onze zaak spelen namelijk vergelijkbare argumenten een belangrijke rol, zoals het urencriterium dat de NZa hanteert (de maximale werkweek van 36 uur). Bij de huisartsen is de NZa intussen teruggefloten, mede op dat punt: de zorgautoriteit moet binnen 6 maanden met nieuwe tarieven voor de huisartsenzorg komen.
De zitting is waarschijnlijk live online te volgen; hij is niet achteraf terug te kijken. Zodra de link naar de zaak beschikbaar is, vind je die hier.
We spannen de zaak aan om de tariefsverlagingen die de zorgautoriteit op basis van het kostenonderzoek wil doorvoeren per 1 januari 2026 tegen te houden. Die vormen een serieus risico voor de toegankelijkheid van de mondzorg. NVM-mondhygiënisten, de ONT en de VTvO (de vereniging van tandartsen voor orthodontie) steunen onze zaak.
Het streven is nog altijd dat de rechter voor het einde van het jaar tot een uitspraak komt. Dat betekent ook dat pas in de loop van deze maand definitief bekend zal worden welke tarieven per 1 januari 2026 gaan gelden.
Onze 4 voornaamste inhoudelijke bezwaren tegen het onderzoek zijn de volgende:
1. Onredelijke eisen aan uren- en weekinzet
De NZa gaat er ten onrechte van uit dat tandartsen en orthodontisten in het tarief niet beloond moeten worden voor meer dan 36 uur per week werken. De zorgautoriteit straft zo de hele sector af. Daarbij komt dat tandartsen die minder dan 46 weken werken maar gemiddeld wel op of boven 36-urige werkweek uitkomen door de NZa niet als fulltimer worden meegenomen in de berekening van de tarieven.
De rechter heeft de NZa woensdag 2 juli op dit punt teruggefloten in een zaak over het kostprijsonderzoek van psychologen en psychotherapeuten. In de door de huisartsen aangespannen zaak is de NZa opnieuw op de vingers getikt op dit punt.
2. Kleinere praktijken benadeeld
De NZa telt in haar berekeningen de kosten van grotere praktijken zwaarder mee dan die van kleinere. Omdat grote praktijken van schaalvoordelen kunnen profiteren, zullen die minder nadeel van een tariefsdaling ondervinden dan kleine praktijken. Een deel daarvan kan mogelijk niet langer kostendekkend werken, zodat ze op termijn de deuren zullen moeten sluiten. Dit gaat direct ten koste van de toegankelijkheid van de mondzorg in de regio, omdat kleinere praktijken veelal in landelijke gebieden gevestigd zijn. Terwijl juist in die gebieden het tandartsentekort het meest nijpend is en patiënten moeilijk een (andere) tandarts kunnen vinden.
3. Overnamekosten missen als kostenpost
Voor de aanschaf van een praktijk – of het patiëntenbestand en de roerende en onroerende goederen daarvan – betaalt de nieuwe eigenaar een bedrag aan 'goodwill' aan de oude eigenaar. De NZa neemt deze kosten, waarvan bij elke praktijkoverdracht sprake is, in het geheel niet mee. De overname van bestaande praktijken wordt zo belemmerd, waardoor de kans op sluiting van een praktijk toeneemt, met alle gevolgen van dien voor patiënten van de bewuste praktijk.
4. Onrealistische benadering huisvestingskosten
De NZa neemt in haar berekeningen niet mee dat de kosten voor huisvesting recent in grote mate zijn gestegen. Voor praktijken die de kosten voor een pand al hebben afgeschreven, rekent de NZa zelfs helemaal niets. Vooral het huisvesten van startende tandartsen wordt zo ernstig belemmerd, en daarmee het openen van nieuwe praktijken.
Rommelige uitvoering
Dit lijstje bezwaren is niet uitputtend. We hebben ook onze twijfels geuit bij het rommelige verloop van de uitvoering van het onderzoek, een aantal keuzes in de methode (zoals een ons ziens te kleine steekproef en het inconsequente gebruik van gewogen gemiddeldes) en de krappe tijd die de NZa heeft genomen voor de afronding ervan.
Ook nog beroepsprocedure bij NZa
Parallel aan de rechtszaak is de KNMT met ondersteuning van 4.600 leden in bezwaar gegaan bij de NZa zelf. Op maandag 1 december organiseerde de NZa een hoorzitting om de ingediende bezwaren te bespreken, en in februari 2026 verwacht ze een besluit kenbaar te maken. Het verloop van deze procedure is echter mede afhankelijk van de uitspraak in de nu voorliggende rechtszaak.