Mondgezondheid jongeren blijft achter: brede samenwerking voor beter kindergebit
De mondzorg van 5-jarigen mag de afgelopen vijf jaar dan wel verbeterd zijn, bij tieners en jongvolwassenen is een verslechtering te zien, zo blijkt uit het Signalement Mondzorg 2018, dat in november werd gepubliceerd door Zorginstituut Nederland (ZIN). Ook bestaan er aanzienlijke sociaaleconomische verschillen: kinderen met ouders met een lage SES (sociaaleconomische status) en jongeren met een lager opleidingsniveau hebben slechtere gebitten. Evenals kinderen en jongeren met een migratieachtergrond.
Opvallend is verder dat de in 2011 geconstateerde verbetering bij 17-jarigen is gestagneerd en dat de mondgezondheid van jongeren in de hoge SES-groep zelfs is verslechterd. Ook met de mondhygiëne van de 23-jarigen is het niet optimaal gesteld. Daarnaast baart de toename van gebitsslijtage ernstig zorgen: één vijfde van de 17-jarigen en ruim de helft van de 23-jarigen vertoont slijtage tot in het tandbeen.
Samenwerking
Op initiatief van ZIN was er onlangs een bijeenkomst van beroepsorganisaties en deskundigen uit de mondzorg om met elkaar te praten over verbetering van de jeugdgebitten. Samenwerking tussen tandartsen, zorgverzekeraars, overheden, jeugdgezondheidszorg en huisartsen is hierbij van cruciaal belang, was de conclusie. De invulling van deze brede aanpak wordt nader bekeken.
De KNMT kan zich hierin vinden. Ze is er groot voorstander van om zich sámen met andere zorgverleners in te zetten voor meer gezonde kindermonden, waarbij ook het gedrag van kinderen wordt meegenomen om de mondgezondheid te bevorderen.
Zorgverzekeraars Nederland: “Samen het verschil maken”
“Een mooi en gezond gebit is goud waard. En zoiets begint van jongs af aan”, benadrukt Koen Venekamp, woordvoerder van ZN.
“In Nederland bestaat er voor kinderen tot 18 jaar volledige vergoeding van bijvoorbeeld consulten, mondhygiëne en vullingen vanuit de basisverzekering. Toch blijkt uit recente cijfers dat bijvoorbeeld een deel van de tieners en jongvolwassenen niet regelmatig naar de tandarts of mondhygiënist gaat. Zorgverzekeraars vinden dat geen goede ontwikkeling en zetten daarom ook in op het bevorderen van gezonde kindergebitten.
Zo is er bijvoorbeeld een zorgverzekeraar die proactief brieven naar ouders stuurt om hen aan te sporen met hun kind de tandarts of mondhygiënist te bezoeken. Weer een andere zorgverzekeraar heeft, samen met anderen, een succesvolle en wetenschappelijk bewezen preventiemethode ontwikkeld die leidt tot een gaaf gebit met minder gaatjes, vullingen en fluoridebehandelingen.
Los van deze goede voorbeelden en de huidige inspanningen denken zorgverzekeraars graag actief mee over het verder verbeteren van de mondgezondheid. Om daadwerkelijk het verschil te maken én effect te sorteren, zetten zij er graag samen met andere betrokkenen – zoals (kinder)tandartsen, mondhygiënisten en huisartsen – de schouders onder. En als ZN gaan we daarover graag (verder) het gesprek aan met partijen zoals de KNMT, de NVvK, de AJN en de NVM.”
Ivoren Kruis: “Overheid moet verantwoordelijkheid nemen”
“De enorme gezondheidswinst die de mondzorgprofessionals gezamenlijk in de afgelopen halve eeuw hebben bereikt, is tot stilstand gekomen”, stelt Ivoren Kruis-voorzitter Onno Hofman. “Cariës is bij veel kinderen nog altijd aanwezig, met name bij kinderen die de mondzorgprofessional niet tijdig kunnen bereiken. De mondzorg zal doorgaan met het optimaliseren van haar preventieprogramma’s, maar om álle groepen te bereiken en cariës nog beter te bestrijden, zijn acties vanuit de overheid nodig.”
Het is van belang dat ouders al in een heel vroeg stadium aandacht voor de mondzorg van hun kinderen hebben. Maar als zij hun eigen tandartsbezoek mijden, nemen zij hun kinderen ook niet meer mee. “Echter, ongeveer 95% van alle kinderen in Nederland bezoekt een consultatiebureau. De taak om kinderen vanaf de doorbraak van het eerste tandje naar een mondzorgprofessional te verwijzen, ligt bij het consultatiebureau. Maar hoewel mondzorg in het basistakenpakket van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) zit, komt die tijdens consulten zelden aan bod. Jeugdartsen en -verpleegkundigen geven aan hiervoor weinig tijd en kennis te hebben.”
Een ander probleem is het schrikbarend toegenomen aantal gevallen van tanderosie bij zeventienjarigen. “De overheid kan helpen door generieke maatregelen te nemen. Zoals waarschuwingen op eroderende frisdranken en het weren van dergelijke versnaperingen uit scholen en sportkantines. Zo kunnen we gezámenlijk werken aan een mondgezonde bevolking.”
Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde: “Ook kinderen uit risicogroepen bereiken”
Voor verbetering van de mondgezondheid van jeugdigen is goede samenwerking tussen tandartsen, jeugdgezondheidszorg/consultatiebureaus, huisartsen, kinderartsen en de overheid essentieel, meent NVvK-voorzitter Marieke Schorer-Jensma.
“Rondom het kind zal er een netwerk gecreëerd moeten worden, waarbinnen kinderen op verschillende leeftijden gemonitord worden. Idealiter start de preventie al in de verloskundige praktijk waar aanstaande moeders voorlichting krijgen over voeding en mondgezondheid voor hun toekomstige kind.
Tussen de 0 en 4 jaar worden kinderen regelmatig gezien op het consultatiebureau. Hier zou een preventiemedewerker voorlichting kunnen geven over een goede mondgezondheid en het belang van het tandartsbezoek vanaf de doorbraak van het eerste tandje kunnen stimuleren.
Tandheelkunde zal meer geïntegreerd moeten worden in de algehele jeugdgezondheidszorg, zodat er bijvoorbeeld ook tijdens het bezoek aan de schoolarts aandacht is voor het gebit. Op deze manier bereik je buiten de tandartspraktijk ook de kinderen uit de risicogroepen (lage SES) om goede mondgezondheid en regelmatig tandartsbezoek te kunnen bevorderen.”
AJN Jeugdartsen Nederland: “Multidisciplinaire aanpak”
“AJN Jeugdartsen Nederland onderschrijft het belang van preventie als het gaat om mondgezondheid bij de Nederlandse jeugd. Jeugdartsen zien in de spreekkamer de gebitten van kinderen en geven anticiperende voorlichting”, vertelt woordvoerder Louise Dijkmans.
Dat meerdere factoren een rol spelen bij een goede mondgezondheid blijkt steeds weer uit de eerder genoemde cijfers. “Goede voorlichting betekent nog niet dat gedragsverandering in gang wordt gezet of wordt volgehouden. Dit zien we ook bij problemen als obesitas. Een lage SES en armoede zijn factoren die een negatieve uitwerking hebben op het gebit van kinderen en jongeren.”
Maar ook in groepen met een hoge SES verbetert de mondgezondheid niet. “Er is dus meer aan de hand. De AJN is ervan overtuigd dat alleen door een breed gedragen, multidisciplinaire aanpak de problemen van de Nederlandse kindergebitten aan te pakken is.”
Binnen de jeugdgezondheidszorg, het werkveld van de jeugdarts, wordt aandacht besteed aan de gebitten van kinderen. Deze aandacht is over het algemeen vrij summier en de tijd hiervoor is beperkt.
“Samenwerking met tandartsen en mondhygiënisten komt soms lokaal tot stand en pilots om tot een goede ketenaanpak te komen, worden gestart. Een meer overkoepelende aanpak zou ons inziens gewenst zijn.”
Lees ook: KNMT: Meer aandacht voor gebit op consultatiebureau
Tekst: Anita Zijlstra // beeld: Shutterstock