Hans de Vries, nieuwe voorzitter KNMT: ‘Ook kleine en middelgrote praktijken moeten kunnen blijven excelleren’

Evert Berkel
9 minuten
Hans de Vries
Hij oogt gedreven, enthousiast, klaar om aan zijn job als voorzitter van de KNMT te beginnen. De 60-jarige Hans de Vries – Limburger zonder zachte g – praat op zijn eerste dag in functie dan ook voluit. Over duurzaamheid, ketens, teamwork en kennismaken met leden en stakeholders.

Om maar met de deur in huis te vallen, wat voor man bent u? Hoe zou u uzelf karakteriseren?

“Ik kom oorspronkelijk uit Apeldoorn maar toen ik op de middelbare school zat, verhuisden mijn ouders naar Simpelveld, bij Heerlen. Ik heb er nog anderhalf jaar op de middelbare school, gezeten en ben daarna in Nijmegen tandheelkunde gaan studeren. Vervolgens heb ik 3 jaar in Duitsland gewerkt – ik kwam door het tandartsenoverschot in Nederland niet aan de bak – waarna ik een praktijk in Heerlen heb overgenomen. Ik zie mezelf als harde werker en iemand die overzicht probeert te creëren. Het is voor mij belangrijk om met een goed team te werken. Ik heb ook wel een beetje de neiging om de regie wat naar me toe te trekken. Niet per definitie maar als mensen me vragen, zal ik het over het algemeen niet laten het voortouw te nemen. En dan vind ik het vooral leuk om goed mee te denken. Kortom, ik ben bekend met de tandheelkundige werkvloer, maar ook met het aansturen van teams.”

Bent u een voorloper?

“Als het bijvoorbeeld gaat om het bedenken van dingen zal ik niet de eerste zijn, maar ik behoor meestal wel tot de kopgroep. Ik plaatste in 1988 implantaten. Dat is relatief vroeg, maar ik had in de gaten dat dit echt iets zou gaan worden. Hetzelfde heb ik met zakelijke dingen. Ik heb bijvoorbeeld al vroeg mijn praktijk ingebracht bij Dental Clinics. Dat was toen, in 2011, nog redelijk gewaagd en je kunt er ook allerlei ideeën bij hebben, zeker als buitenstaander. Maar met het oog op het tekort aan tandartsen, zeker in Limburg, en de daarmee samenhangende opvolgingsproblematiek denk ik dat mijn visie om dit te doen juist is geweest.”

Waarop baseert u uw visie?

“Ik kijk om me heen om te zien wat er gebeurt en betrek daarbij wat er in het verleden plaatsvond, ook in andere sectoren. Zo’n 50 jaar geleden bijvoorbeeld zag je de grote supermarkten opkomen. Een ontwikkeling die ten koste ging van de kleine kruidenier. Een vergelijkbare ontwikkeling zie je in de tandheelkunde nu ook. Een beetje gedwongen door de marksituatie waarbij er te weinig tandartsen zijn, komen in de mondzorg de ketens op.

Elke zich serieus nemende vereniging moet staan voor iets van verplichting in de nascholing

De tandartsen die afstuderen, hebben zoveel keuzes dat ze kunnen gaan werken waar ze het beste worden bediend. Waar wij voor moeten waken, is dat er in Nederland maar 1 soort praktijk overblijft. Dat zou heel onverstandig zijn. Er ontstaat dan een situatie waarin innovatie en een andere benadering van de zorg worden uitgesloten. Daarom moeten we ervoor zorgen dat ook kleine en middelgrote praktijken kunnen blijven excelleren, met als uitgangspunt wat het beste voor de patiënt is. Een lastige opgave, maar wel een die in het belang is van de beroepsgroep.”

De patiënt centraal dus?

“Inderdaad. We kunnen ons permitteren te kiezen voor andere oplossingen dan bijvoorbeeld alleen extractie. We kunnen de tijd nemen om met de patiënt te praten, goed onderzoek te doen, te zeggen wat je allemaal bent tegengekomen en welke opties er zijn om een probleem te verhelpen. Dat is ook allemaal goed vastgelegd in de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst. Die is er niet voor niets, ik vind het een dankbare basis voor de verdere voortgang van het werk. Als je als tandarts je hele werkproces inricht op het uitgangspunt wat het beste voor die patiënt is en je draagt dat ook daadwerkelijk uit, dan lever je een waardevolle bijdrage aan de mondzorg.”

Kan ook de KNMT daar iets aan bijdragen?

“Die moet daartoe oog hebben voor de organisatie en de tandarts als aanspreekpunt. Daarom zit de KNMT ook zo sterk op de regiefunctie van de tandarts. Natuurlijk kunnen anderen delen van het werk van de tandarts doen. Het zou toch idioot zijn als een tandarts eerst 6 jaar vwo doet, daarna 6 jaar tandheelkunde studeert, vervolgens allemaal investeringen doet om dan de helft van de tijd tandsteen te verwijderen? Dat is toch heel inefficiënt? Net als mondhygiënisten niet alleen tandsteen moeten verwijderen, maar zich bezighouden met de totale parodontale view. Alleen als alleenstaande tandarts met een heel kleine praktijk kun je nog alles zelf bij de patiënt doen. Voor de rest moet het format uitgaan van sustainability, duurzaamheid. We kennen dat vooral als een term die hoort bij gezond en het milieu niet belasten. Maar er is ook human sustainability; kun je je mensen tevreden in je werkomgeving houden, binden aan je praktijk, dat soort dingen. Je moet goed nadenken over wat de jonge generatie wil en daarnaar handelen, zodat je praktijk ook op de lange termijn sustainable is.”

En wat is uw drive om daar als voorzitter mede vorm aan te geven?

“Dat zijn om te beginnen mijn ervaringen als afdelingsbestuurder. In Limburg zaten we bij afdelingsvergaderingen op een gegeven moment met meer mensen achter de bestuurstafel dan er leden in de zaal zaten. We hebben toen KNMT 2.0 omarmd. Van daaruit zeg ik nu dat het bestuur met zo veel mogelijk mensen contact moet zien te krijgen. Dus moeten wij nog meer naar de leden toe, maar ook naar bijvoorbeeld stakeholders, opleidingen en oud-bestuurders. Om te kijken wat er speelt en hoe we daar voortgang kunnen maken. Er zijn zoveel zaken waaraan iets moet gebeuren, zaken die ik zelf op de werkvloer heb ervaren. Bijvoorbeeld het tekort aan menskracht en overbodige wetten en regels.

We moeten werken aan een format waarin de KNMT een duurzame basis voor de toekomst is

Ik wil als tandarts mijn tijd helemaal niet besteden aan onzin. Ik wil de patiënt helpen, jonge tandartsen begeleiden en zorgen dat ze in het systeem verder kunnen. Overigens, wat die stakeholders betreft, het moet me van het hart dat ik echt met bewondering heb gekeken naar de wijze waarop KNMT, ANT, NVM-mondhygiënisten en de ONT ten tijde van corona met elkaar zijn opgetrokken. Hoe fijn het was om te zien dat het grootste deel van de ANT-leden en die van de KNMT constateerden dat er heel veel was dat hen verbond. De KNMT zal ook met NVM-mondhygiënisten en de ONT in gesprek gaan over hoe we de toekomst zien en wat we daarin voor elkaar kunnen betekenen. Alleen, kijkend naar het belang van de patiënt, er moet iemand zijn die de regie neemt. Iemand die uiteindelijk door de patiënt kan worden aangesproken, die erop toeziet dat de kwaliteit wordt geborgd en dat afspraken worden nagekomen. En dat is voor mij de tandarts.”

Heeft u er eigenlijk nog aan getwijfeld om daadwerkelijk te solliciteren?

“Een tijd terug sprak ik op een bijeenkomst waar het ging over ketens versus niet-ketens. In de voorbereiding kwam ik met de andere sprekers in contact. We kwamen toen eigenlijk tot het oordeel dat ketens en niet-ketens – mits ze kwaliteit en de patiënt voorop stellen natuurlijk en niet het streven naar zoveel mogelijk winst – tegen hetzelfde probleem aanlopen: hoe kom je aan voldoende mensen? Op die dag werd bij mij het zaadje geplant, want als je echt iets aan een probleem wilt doen, moet je op een hoger niveau aan de knoppen kunnen draaien. Kort daarna kreeg ik, tijdens een vakantie, een e-mail van een heel goede vriend waarin hij schreef mij als kandidaat te hebben aangemeld voor de functie van voorzitter van de KNMT. Zonder dat met me te hebben besproken! Waarop mijn vrouw zei: ‘Als je het wilt doen, moet je het nu doen, want dit komt niet nog een keer langs'. Toen was ik om. En helemaal toen ik een cc van een e-mail van de KNMT aan die vriend kreeg, waarin stond dat ik toch echt mezelf kandidaat moest stellen. Dat heb ik toen dus gedaan.”

Ik hoef dus niet te vragen hoe het thuisfront over uw voorzitterschap denkt?

“Mijn vrouw – ze werkt als jeugdarts – is er inderdaad heel positief over. Kijk, als je elkaar al heel lang kent, weet je wat een ander gelukkig maakt. En als je dat dan kunt gaan doen, is dat ook goed voor je relatie. Het gegeven dat de afstand tussen thuis in Limburg en het kantoor in Utrecht zo’n 200 kilometer is, zie ik niet als probleem. Wij zijn gewend dingen te combineren. 2 van onze kinderen studeren in Delft en 2 werken er in Amsterdam. Dus als ik op maandag of vrijdag hier (in Utrecht, red.) ben, kan het best zijn dat ik ’s avonds bij een van de hen langsga of dat we hier in de buurt afspreken. En ik ben het reizen gewend. Ik had een bestuurlijke functie bij Dental Clinics waarvan het hoofdkantoor is gehuisvest in Hilversum. En toen ik bij de Nederlandse Vereniging voor Slaapgeneeskunde in het bestuur zat, vergaderden we doordeweeks in Huizen.”

Wat zijn uw doelen voor de komende jaren?

“Een doel stellen heeft heel weinig zin als je niet weet hoe leden, patiënten, ledenraad, stakeholders, bureau et cetera erin staan. Dat betekent niet dat ik me per definitie richt naar wat die willen. Nee, wat ik al zei, ik wil met hen praten en te weten komen welke aspecten zij belangrijk vinden. Pas dan komt er een moment waarop je oprecht kunt zeggen wat goed is om te doen. Zo is ook een mission statement nog niet aan mij besteed. Ik heb er wel gedachten over. Ik denk dan aan sustainability, duurzaamheid. We moeten werken aan een format waarin de KNMT een duurzame basis voor de toekomst is. Als vereniging cq onderneming die haar leden cq klanten steunt. Nu, over 5 jaar, over 10 jaar, over 15 jaar... Als de mondzorg werkelijk een volwassen sector is, zoals zelfs de minister herhaaldelijk heeft gezegd, dan moet je over duurzaamheid nadenken en vervolgens handelen. We gaan met iedereen praten, een visie creëren en die neerleggen. Maar het zal nog even duren voor we zover zijn.”

Op welke duurzaamheidsaspecten doelt u, behalve het al genoemde human sustainability, nog meer?

“Financiële duurzaamheid bijvoorbeeld. Ik denk dat de KNMT financieel buitengewoon gezond is, met een behoorlijk vermogen. Ik vind echter dat je eigenlijk met de contributie-inkomsten alle activiteiten moet kunnen bedruipen. Dus moeten we de inkomsten tegen het licht houden. Want de contributie en wat je doet, moeten in balans zijn. Wat duurzaamheid betreft denk ik ook aan het milieu. Ik denk dat de KNMT het voortouw moet nemen bij het adviseren van tandartsen hoe ze hun praktijk duurzamer kunnen maken. In dat kader moeten we ook richting de toeleveringsindustrie stappen ondernemen. De toekomst vraagt dat van ons. We leven hier in een beschaafde, doorontwikkelde westerse maatschappij waarbij dit gedachtegoed hoort. En dat geldt ook voor tandartsen. De KNMT is hiermee al enigszins op streek, kijk bijvoorbeeld naar het e-boek Duurzame mondzorgpraktijk.”

Zijn er andere issues die u belangrijk vindt?

“Dat we ervoor moeten zorgen dat we de jeugd en ouderen niet achterlaten maar blijven meenemen, spreekt voor zich. Maar wat ik ook belangrijk vind is bij- en nascholing. Elke zich serieus nemende vereniging moet staan voor iets van verplichting in de nascholing. Het is in deze tijd niet meer uit te leggen dat dit er niet is. Dat is voor mij onbestaanbaar. Natuurlijk weet ik dat daarvoor ook wetgeving nodig zal zijn. Maar ik wil bij deze een beroep doen op alle tandartsen om er ook zelf voor te zorgen dat ze hun nascholing op orde hebben. Doe gewoon mee! Maak gebruik van het aanbod in de regio, sluit je aan bij een studiegroep, volg cursussen van de KNMT Academy. Het maakt niet uit wat maar doe iets! Want geloof mij, we gaan onherroepelijk naar een vorm van verplichting toe. Bovendien zorgt het volgen van nascholing voor belangrijke contactmomenten met collega’s. Momenten die steeds schaarser worden nu de kringen langzaamaan verdwijnen.”

Dit interview is gepubliceerd in NT/Dentz 05/2022