De mondzorg in 2030: de visie van NVGPT
1 In 2030 is in Nederland algemeen bekend wat een gnatholoog doet.
“Dat is voor ons als vereniging best een uitdaging. Op zich is het goed dat een patiënt niet weet wat een gnatholoog is, want dan heeft hij blijkbaar geen klachten. Maar we zullen er wel naar moeten streven om binnen de hele zorg en bij tandheelkundig professionals meer bekendheid te geven aan de gnathologie. De meeste mka-chirurgen en orthodontisten weten de weg naar de gnatholoog wel te vinden. En ook binnen de fysiotherapie is er een duidelijke lijn. Onze uitdaging is om bij er huisartsen meer bekendheid voor te krijgen. Dit kan onder andere door meer aandacht voor gnathologie in de richtlijn over orofaciale pijn van het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG). Ook medisch specialisten als neurologen en kno-artsen, die vaak bij orofaciale pijn worden geraadpleegd, moeten de gnatholoog beter gaan vinden. Als een patiënt snel op de juiste plek komt, dan kan dit verergering van de klachten voorkomen en sneller leiden tot een juiste behandeling. We werken daarom als vereniging aan een goede website waarop mensen makkelijk een van de 56 gnathologen in ons land kunnen vinden.”
2 In de opleiding tandheelkunde is er in 2030 voldoende aandacht voor de gnathologie.
“Binnen de faculteiten waar gnathologie wordt onderwezen, is men van het belang doordrongen. Je ziet dat men in de opleiding tandheelkunde steeds meer kijkt naar de hele mond en het algehele functioneren van de mens in plaats van alleen naar de tanden, kiezen en occlusie. Dat sluit goed aan bij de gnathologie, waarin bij de diagnose en behandeling ook de hele biosociale context van een mens wordt betrokken. Verder zijn we als vereniging voorwaardenscheppend bezig, zodat de gnathologie goed kan functioneren in het veld. Zo streven we onder meer naar een correcte honorering voor nieuwe technieken. Per 1 januari 2020 wordt er een hoofdstuk Gnathologie toegevoegd aan de tarievenlijst, die daardoor beter aansluit bij het veld. Daar zijn we blij mee. Het is vervolgens aan de opleidingen om aandacht te hebben voor de gnathologische kennis en de verankering ervan in het veld, bijvoorbeeld door het organiseren van klinische avonden en verwijzers-avonden voor onder meer huisartsen.”
3 Over tien jaar is het heel normaal dat huisartsen naar de gnatholoog, de tandarts maxillofaciale prothetiek en de prothetisch restauratief tandarts verwijzen.
“Dat ligt voor elk van deze deelgebieden anders. Idealiter weet iedere huisarts over tien jaar wat een gnatholoog doet en wanneer hij een patiënt kan verwijzen. Dit kunnen we doen door wat aandacht hieraan te besteden in de studie geneeskunde in de betreffende NHG-richtlijn. Dat is nu nog onvoldoende. Voor een maxillofaciale prothetist is het een ander verhaal. Dit is een tweedelijns verwijsrichting, waar een huisarts niets mee van doen heeft. Die heeft te weinig kennis van de mond om hiervoor te kunnen verwijzen. Het is de tandarts die een patiënt verwijst naar maxillofaciale prothetist in een centrum voor bijzondere tandheelkunde. Wel kan een huisarts een patiënt verwijzen naar een tandarts, die verder verwijst naar een gnatholoog, een tandarts maxillofaciale prothetiek of een prothetisch restauratief tandarts.”
4 In 2030 zijn er in ons land genoeg opleidingsplekken voor de opleiding tot prothetisch restauratief tandarts en tandarts maxillofaciale prothetiek.
“Die laatste is al tientallen jaren een bekende speler in het veld. Hiervan zijn er momenteel 48 erkend en geregistreerd bij onze vereniging. De opleiding tot tandarts maxillofaciale prothetiek gebeurt in de universitaire ziekenhuizen en in de centra voor bijzondere tandheelkunde Hiervoor zijn voldoende opleidingsplekken en dat zal in 2030 ook zo zijn, verwacht ik.
Voor de prothetisch restauratief tandarts ligt het anders. Dit is een vrij nieuwe differentiatie. Er zijn pas vier door onze vereniging erkende tandartsen met deze differentiatie. Er zijn twee verschillende routes om prothetisch restauratief tandarts te worden. De route die wij ondersteunen is via een examen bij het Royal College of Surgeons in Schotland. De route vanuit de Nederlands Vlaamse Vereniging voor Restauratieve Tandheelkunde (NVVRT) is via een examen vanuit de European Prosthodontic Association (EPA). Overigens werken we er als NVGPT en NVVRT hard aan om dit meer te harmoniseren. Er ligt nu een gezamenlijk opleidings- en toetsingsplan, waarmee beide verenigingen binnen paar maanden aan de slag willen gaan. Ik denk dat er momenteel in ons land al voldoende opleidingsmogelijkheden zijn voor deze differentiatie.”
5 Technische ontwikkelingen maken het werk van de gnatholoog, de tandarts maxillofaciale prothetiek en de prothetisch restauratief tandarts in 2030 makkelijker en beter.
“Voor de gnathologie klopt dat. Er zijn nu bijvoorbeeld draagbare systemen die kauwactiviteiten, klemmen en knarsen van een patiënt 24 uur per dag registreren. Die registratie is gekoppeld aan een app, zodat iemand realtime een pijndagboek kan bijhouden. Dit geeft inzage in bewuste en onbewuste kauwspieractiviteiten en helpt bij de diagnose en de behandeling. Ook zijn er knarsplaatjes die meten hoeveel kracht er wordt gezet tijdens het kauwen. Daarnaast zijn er de nodige ontwikkelingen op het gebied van 3D-beeldvorming om kaakgewricht en spieren te beoordelen. Ook de tandarts maxillofaciale prothetiek en de prothetisch restauratief tandarts hebben veel baat bij de ontwikkelingen op 3D-gebied, die het werk voorspelbaarder, makkelijker en kwalitatief beter maken. Ik verwacht nog veel van 3D in de nabije toekomst. In het UMC Utrecht waar ik werk hebben we een 3D-lab om allerlei behandelingen te kunnen simuleren en voorbereiden. Dat werkt fantastisch.”
6 Het beroep van de tandarts maxillofaciale prothetiek en prothetisch restauratief tandarts wordt in 2030bedreigd door een tekort aan technici.
“De prothetische restauratief tandarts werkt nauw samen met tandtechnisch laboratoria, die met name hun digitale hun kennis en kunde op dit vlak steeds meer bundelen en samenbrengen op een beperkt aantal plekken. De tandtechnicus oude stijl verdwijnt steeds meer. Het is aan de tandtechnici zelf om wel of niet mee te gaan in de digitalisering.
Op dit moment is er maar een beperkt aantal technici maxillofaciale prothetiek - waarvan acht lid van de NVGPT - die in of naast een centrum voor bijzondere tandheelkunde functioneren en de tandarts maxillofaciale prothetiek ondersteunen bij de behandeling van patiënten met trauma’s, oncologische aandoeningen, aangeboren afwijkingen en schisis. Het is wel zorgelijk dat er niet zoveel van deze technici worden opgeleid. Goed nieuws is wel dat de grote laboratoria de tandarts maxillofaciale prothetiek kunnen blijven ondersteunen, dankzij de mogelijkheden op digitaal gebied.”
7 In 2030 is de NVGPT gesplitst in twee aparte verenigingen: één voor gnathologen en één voor prothetische tandartsen.
“Mijn eerste reactie is dat dit een stap terug in de tijd is, want de NVGPT is in 1997 juist ontstaan uit een fusie tussen deze twee gebieden. We zijn toen juist samengegaan omdat er zoveel raakvakken zijn tussen deze differentiaties. Onze bijna zeshonderd leden zitten er niet op te wachten om dit weer te splitsen. Ik denk eerder aan een nauwere samenwerking tussen onze vereniging en de NVVRT op prothetisch restauratief gebied . We zijn al hier al mee bezig, om er één vereniging van te maken, kost wat meer tijd.” NT
Tekst: Karel Gosselink // Beeld: Rob ter Bekke