De mondzorg in 2030: de visie van de NVvK

Evert Berkel
5 minuten
2030
Hoe ziet de mondzorg eruit in 2030? In een serie interviews laat het NT de wetenschappelijke verenigingen hierover aan het woord. Volgens Marieke Schorer-Jensma, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK), blijft het stimuleren van een goede mondgezondheid bij kinderen hard nodig, maar ziet het er daardoor voor het kindergebit wel een stuk beter uit.

1. In 2030 is een mondhygiënist voorzitter van de NVvK.

“De NVvK is er niet alleen voor tandartsen, maar ook voor mondhygiënisten. Die spelen immers op het gebied van preventie een heel grote rol. Mondhygiënisten kunnen lid worden van de NVvK en bestuursfuncties bekleden. We streven dat ook na, met Mariëtte Schorfhaar hebben we ook een mondhygiënist in het NVvK-bestuur. Er zijn nu meer tandartsen lid van onze vereniging dan mondhygiënisten. Dat zal, verwacht ik, over zo’n tien jaar ook nog zo zijn. Ik zou het toejuichen als dan de NVvK-voorzitter niet langer bijna automatisch een tandarts is. Van mij mag dat dan een mondhygiënist zijn.”

2. Het stimuleren van een goede mondgezondheid bij kinderen blijft ook over tien jaar hard nodig.

“In 2030 is er een nieuwe lichting kinderen. En de ouders die we nu ‘opvoeden’, zijn niet de ouders van 2030. Inspanningen als Gewoon Gaaf en Hou je mond gezond! zullen nodig blijven, maar ook zullen er in 2030 meer brede projecten zijn, waarbij mondgezondheid een duidelijke rol in de algemene gezondheid speelt. GigaGaaf! en Gezonde Peutermonden zijn dan geëvalueerd. En hopelijk is de organisatie bij de consultatiebureaus dan zo aangepast, dat we meer kinderen op jongere leeftijd bereiken. In het laatste Signalement Mondzorg kwam naar voren dat het met de nul- tof vijfjarigen beter lijkt te gaan. Ik denk dat deze projecten daar een positieve bijdrage aan leveren. Zowel ouders als tandartsen lijken zich steeds meer bewust van het belang van vroegtijdige preventie, wat lijkt te leiden tot een verbeterde attitude van kinderen en hun ouders. Voor 2030 verwacht ik dat kinderen eerder dan nu in contact komen met de tandarts, dus rond een half jaar, na het doorbreken van het eerste tandje. Wij zien in de praktijk dat dit vooral bij kinderen uit de risicogroepen te weinig gebeurt, groepen die wij maar moeizaam bereiken. Maar dat is ook aan de algemeen practici, die moeten er niet voor terugdeinzen kinderen al zo jong in hun praktijk te betrekken. Wij horen nog te vaak dat de tandarts heeft gezegd dat vier jaar vroeg genoeg is.”

3. In 2030 wordt intensiever samengewerkt met andere medici.

“Op het gebied van samenwerking met bijvoorbeeld huisartsen, jeugdartsen op consultatie bureaus en kinderartsen valt nog een grote slag te maken. Die kijken naar de algehele gezondheid van een kind, waarbij ze de mond vaak overslaan. Ik vind dat een gemiste kans. Wij proberen aan alle kanten te stimuleren dat kinderen al vanaf de doorbraak van de eerste tand door de tandarts worden gezien. Maar wij bereiken de risicogroepen vaak niet, terwijl deze wel worden gezien door degenen die ik net noemde. Ik merk dat artsen ons echt wel weten te vinden als er iets aan de hand is, maar we zien deze kinderen zo graag voordat er schade aan de tanden en kiezen is.  Als er iets eerder bij ons aan de bel wordt getrokken, kan heel veel leed worden voorkomen. Wij zullen daar als NVvK nog meer aandacht aan gaan besteden. En tegelijk, wij kunnen wel heel hard roepen, maar het is net zo belangrijk dat er nog meer aandacht voor de kindermond komt in de opleiding geneeskunde. Als daar niet vanaf het begin aandacht voor is, dan beklijft het vaak ook niet”

4. Ook in 2030 is NOCTP niet de enige optie om kinderen te behandelen.

“De Non Operative Caries Treatment and Prevention (NOCTP), door het Ivoren Kruis op de kaart gezet als Gewoon Gaaf, is een methode, afgestemd op het individuele kind. Ik hoop dat in 2030 in heel Nederland volgens deze methode wordt gewerkt waarbij de mondzorgverlener ouder en kind begeleidt in het hebben en houden van een gave dentitie. Het terugkominterval wordt bepaald aan de hand van een risico-inschatting waarbij aandacht is voor mondhygiëne, cariësprogressie en doorbrekende elementen. NOCTP is een goede methode om het gebitsbewustzijn te vergroten en cariëslaesies in het algemeen te voorkomen. Echter, in sommige gevallen lukt dat helaas niet. Ook in 2030 zullen we dus nog op andere manieren behandelen, zoals slicen (NRCT, de non restorative caries treatment), conventioneel restaureren of het plaatsen van roestvrijstalen kronen volgens de Hall-methode. Welke keus de behandelaar daarin maakt, is afhankelijk van het kind en het te behandelen element. Natuurlijk kan er binnen een mond gekozen worden voor verschillende behandelopties. In 2030 heeft de mondhygiënist overigens de preventieve taken deels van de tandarts overgenomen. En dan alleen dat deel, ik zie de mondhygiënist niet de hele kindertandheelkunde overnemen. Wel ben ik ervan overtuigd dat het er met het kindergebit, mede door onze gezamenlijke inspanningen, over tien jaar een stuk beter voor staat.”

5. De pedodontoloog is in 2030 nog steeds een uiterste vangnet.

“Een heel grote groep kinderen kan prima bij de algemeen practicus terecht. Mocht die er niet uitkomen, dan kan hij verwijzen, dat verandert niet. Maar ik begrijp heel goed dat er collega’s zijn die het vervelend vinden om kinderen te behandelen. Dat is echter niet direct een reden om kinderen dan maar standaard te verwijzen. Mogelijk ken je een collega-tandarts met affiniteit met kinderen die je eerst nog kunt raadplegen. Alleen als behandeling van het kind echt niet lukt of de casus erg complex is, is verwijzen een optie. Want het is niet in het belang van het kind om te worden behandeld door een tandarts zonder affiniteit met kinderen. Mijn ervaring is overigens dat verwijzen heel wisselend gebeurt. Bij sommige tandartsen zou je wensen dat ze het eerder hadden gedaan. Die zijn net te lang zelf doorgegaan waardoor het kind negatieve ervaringen heeft opgedaan. Anderen weten ons weer heel goed te vinden. Daarbij moet ik wel zeggen dat verwijzen niet altijd even eenvoudig is; in de Randstad en het midden van het land zijn er voldoende pedodontologen, in het zuiden en noorden is er een duidelijk een groot tekort.”

6. In 2030 drinken kinderen op school verplicht water.

“In de kindertandheelkunde zien wij dagelijks nog kinderen met zuigflescariës. Dat is toch wel erg, als in een ontwikkeld land als het onze niet algemeen bekend is dat een flesje met zoet heel slecht is. Ik juich daarom toe dat op steeds meer scholen kinderen verplicht water drinken. In 2030 gebeurt dat, denk ik, op alle scholen. Kinderen die op school water drinken, doen dat thuis ook. Dat zorgt voor een stukje bewustwording bij de ouders. Bij sommigen van hen zit water drinken niet in het systeem maar zo’n initiatief op school maakt dan iets los. Niet alleen ten aanzien van water overigens, maar ook ten aanzien van gezonde voeding en daarmee een betere (mond)gezondheid. Als tandarts kun je trouwens in een vroeg stadium je bijdrage leveren aan het tegengaan van zuigflescariës: geef voorlichting als je een zwangere in de behandelstoel hebt. Helemaal als het bij eventuele andere kinderen in het gezin de eerste jaren misschien al iets minder goed is gegaan. Want een aanstaande moeder is heel bevattelijk voor alles wat de gezondheid van haar aanstaande kind aangaat.”

Tekst: Evert Berkel // Beeld: Rob ter Bekke