De lijst met prestaties en tarieven: zo komt hij tot stand

Evert Berkel
5 minuten
Tarieven
Het is iets waar je eigenlijk niet zo snel bij stilstaat: de vaststelling van een nieuwe 'prestatie- en tariefbeschikking tandheelkundige zorg', waarvan steevast een nieuwe ingaat op 1 januari. Voordat het zover is, is er echter een hoop nagedacht en gerekend. Hoe komt de lijst eigenlijk tot stand? En wat is de rol van het veld hierin? Een uitleg in vier onderdelen.

1. De achtergrond

Toen in 1941 in ons land het Ziekenfonds een wettelijke regeling werd, werd tegelijk de basis gelegd voor het huidige tariefsysteem met vaste verrichtingen en tarieven. Onder het ziekenfondssysteem moest de tandarts namelijk verplicht voor ziekenfondspatiënten per verrichting een vast tarief declareren. Dit in tegenstelling tot particuliere patiënten, op wie een systeem met vaste tarieven niet van toepassing was. Daar kwam in 1986 met de invoering van het Uniform Particulier Tarief (UPT) verandering in. Toen gingen particuliere patiënten hetzelfde bedrag voor een verrichting betalen.

Negen jaar later, in 1995, werden voor de tandheelkunde het ziekenfonds- en particuliere systeem in elkaar geschoven. Er resteerde één lijst met verrichtingen en daarbij behorende tarieven die voor iedere patiënt golden, ongeacht diens verzekeringsvorm. Weer elf jaar later, in 2006, kwam door de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) het onderscheid tussen ziekenfonds en particulier geheel te vervallen. De tarievenlijst bleef bestaan. De enige patiënten voor wie het declaratiesysteem per verrichting nooit heeft gegolden, zijn die met een lichamelijke of geestelijke beperking. Voor hen wordt gedeclareerd op basis van een vastgesteld uurtarief, dat overigens ook in de tarievenlijst is opgenomen.

2. Vaststellingsproces

Op grond van de Wmg heeft de Nederlandse zorgautoriteit (NZa) de taak en bevoegdheid om prestaties en tarieven vast te stellen. Daartoe heeft de minister van VWS de NZa een aanwijzing gegeven om maximumtarieven vast te stellen voor tandheelkunde, orthodontie en tandtechniek in eigen beheer.

De NZa stelt de prestaties en tarieven ieder jaar opnieuw vast, volgens een standaard proces. Dat start ongeveer veertien maanden voordat een nieuwe tarievenlijst van kracht wordt. Zo is in november 2018 voor het eerst gekeken naar de tarievenlijst voor 2020 – in grove lijnen.

De NZa heeft met verschillende partijen uit het veld – waaronder de KNMT, ANT, ONT, zorgverzekeraars, NVIJ, NVM, Patiëntenfederatie en Consumentenbond – gesproken over aanpassingsverzoeken die deze partijen eerder hebben ingediend. Die verzoeken, waarvan er meerdere bij de NZa worden gedaan, kunnen gaan om onder meer het opnemen van een nieuwe verrichting, schrappen van een bestaande verrichting of bundelen van prestaties. In februari en april bespreken deze partijen hun uitgewerkte en onderbouwde wensen verder met de NZa.

Uiteindelijk legt de NZa de verschillende partijen in mei voor welke voorgestelde wijzigingen ze op grond van de besprekingen en haar afwegingen honoreert. Daarop kan nog schriftelijk worden gereageerd, waarna de Raad van Bestuur van de NZa vóór 1 juli een definitieve beslissing neemt. Aansluitend wordt de gehonoreerde wijziging dan opgenomen in de tarievenlijst die per 1 januari van kracht wordt.

Maar het kan ook zo zijn dat een partij het niet eens is met een beslissing van de Raad van Beroep. Dan kan binnen zes weken bezwaar worden aangetekend bij de afdeling juridische zaken van de NZa. Er volgt dan een hoorzitting, die kan leiden tot een heroverweging van het besluit. Mocht een partij het ook daar niet mee eens zijn, dan kan als laatste mogelijkheid beroep worden aangetekend bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. Dit college toetst vooral of het proces bij de NZa goed is verlopen.

3. Nieuwe techniek

In het proces dat tot een nieuwe tarievenlijst leidt, kunnen de verschillende partijen ook verzoeken een nieuwe verrichtingencode toe te voegen, voor bijvoorbeeld een nieuwe behandeling of techniek. Bij de beoordeling van zo’n verzoek kijkt de NZam vooral naar de meerwaarde van zo’n nieuwe verrichting en of deze voldoende onderscheidend is. Belangrijk hierbij is een goede onderbouwing vanuit het veld. De NZa toetst overigens ook het mogelijk effect van zo’n nieuwe verrichting of techniek op de totale kosten.

Soms vindt de NZa dat de omschrijving van een bestaande verrichting al zo breed is gedefinieerd, dat een nieuwe techniek via deze verrichting in rekening kan worden gebracht. Neem de QLF-camera; sinds 2017 is het gebruik hiervan beschreven in de toelichting bij de bestaande prestatie MO1. Nadeel van zo’n brede omschrijving kan echter zijn dat het tarief niet dekkend is. Maar de NZa meent dat niet ieder tarief op verrichtingenniveau kostendekkend hoeft te zijn: uitgangspunt is dat alle tarieven samen voor een gemiddelde praktijk kostendekkend moeten zijn.

4. Tariefopbouw

Bij de opbouw van een tarief spelen twee componenten een rol. Dit zijn het inkomensbestanddeel en het praktijkkostenbestanddeel. Voor de eerste geldt een door de NZa vastgesteld normbedrag. Op dit moment bedraagt dat € 133.257,-. Nummer 2, het praktijkkostendeel, beslaat de personeelskosten en de overige praktijkkosten. De som van het inkomensbestanddeel en het praktijkkostenbestanddeel resulteert in de omzet. Die wordt door de NZa gedeeld door de rekennorm, die wordt berekend door de punten behorend bij alle verrichtingen die een gemiddelde praktijk jaarlijks doet, bij elkaar op te tellen. Dat levert de zogeheten puntwaarde op.

Aan bijna elke prestatie in de tarievenlijst zijn punten gekoppeld. Hoeveel is afhankelijk van de prestatie; het aantal punten voor een prestatie is in de loop der jaren vastgesteld op basis van onderlinge verhoudingen, tijdbesteding, complexiteit en de kosten van de benodigde apparatuur. Door het aantal punten van een prestatie te vermenigvuldigen met de puntwaarde, ontstaat het tarief dat bij deze prestatie hoort. Bij een gemiddelde productie zou dit alles bij elkaar voldoende moeten opleveren om een tandartspraktijk – inclusief het honorarium voor de praktijkeigenaar – te bekostigen, aldus de NZa.

De puntwaarde wordt overigens jaarlijks geïndexeerd, op basis van een door het ministerie van VWS vastgestelde methodiek. En ook het inkomensbestanddeel en praktijkkostenbestanddeel worden met enige regelmaat door de NZa herijkt, op basis van een onderzoek naar de opbrengsten, kosten en productie van tandartspraktijken. Het laatste onderzoek – waaraan praktijken verplicht moeten deelnemen – keek naar de jaren 2011 en 2012 en leidde in 2015 tot een korting van ruim vijf procent op de maximumtarieven.

Tijdlijn

Prestaties en tarieven van maand tot maand
November Eerste bespreking van onder meer de KNMT met de NZa over haar wijzigingsvoorstellen ten aanzien van de tarieven en verrichtingen voor 2020.
Februari Overleg over de verder uitgewerkte wijzigingsvoorstellen.
April Derde en laatste overleg over de wijzigingsvoorstellen.
Mei Voorgenomen besluit door de NZa. Hierop kunnen de betrokken partijen nog één keer reageren.
Juni Besluit Raad van Bestuur van de NZa over de definitieve prestatie- en tarievenlijst per 1 januari
1 januari Een nieuwe prestatie- en tarievenlijst wordt van kracht

Dit artikel verscheen eerder in NT 12-2018