1 voor ortho, ortho voor 1: NVvO en VTvO komen nader tot elkaar
De vraag naar orthodontische behandelingen is groot en zal de komende jaren vermoedelijk alleen maar verder toenemen. Iedereen lijkt het erover eens dat aan deze groeiende vraag niet alleen door in het register voor Orthodontie ingeschreven specialisten kan worden voldaan. Ook tandartsen voor orthodontie en algemeen-practici zullen in samenwerking met de orthodontisten een bijdrage moeten leveren.
Gertjan Dicker (GD): “Voor het eerst sinds de discussie omtrent titelmisbruik zijn de verenigingen weer met elkaar in contact gekomen. Door corona liep dat overleg vertraging op. Naar aanleiding van de discussie omtrent de visienota Orthodontist 2025 hebben enkele constructieve vergaderingen plaatsgevonden. Dat ziet er hoopvol uit richting de toekomst.”
Christo Boxum (CB): “Zeker! Wat de visienota betreft, daarover ontstond inderdaad wat ruis over de interpretatie ervan. In een paar bijeenkomsten is die ruis weggenomen. Als specialist sta je ingeschreven in het specialistenregister. Je moet aan allerlei door de overheid gestelde voorwaarden voldoen om je inschrijving te behouden en de beschermde titel orthodontist aan te mogen nemen. Het zegt iets over de intensiviteit van je werk in de orthodontie. Deze eisen stelt de overheid niet aan tandartsen die orthodontie erbij doen. Dat neemt niet weg dat ook die heel mooie dingen doen. Velen van hen voeren goede orthodontische behandelingen uit.”
Elena Rodriguez (ER): “Dat klopt. Als VTvO hebben we een OK-register opgesteld dat we zelf beheren. Ik houd daar toezicht op. Tandartsen worden alleen in ons register opgenomen als ze aan bepaalde eisen voldoen. Zo wordt verwacht dat ze in de laatste 18 maanden nascholing gevolgd hebben om up-to-date te blijven, dat ze jaarlijks een bepaald aantal casussen starten en dat ze ieder jaar het VTvO-congres bezoeken. Wij vinden dat erg belangrijk en, ook al stellen we zelf de eisen, we nemen het register zeker serieus.
GD: “Het klinkt alsof beide partijen de nodige stappen ondernemen om de bekwaamheid te bewaken?”
CB: “Ik denk dat dat ook echt iets is dat we als verenigingen in elkaar waarderen. Zeker als je bekijkt hoe de situatie in Nederland momenteel is. Er zijn in totaal zo’n 315 orthodontisten en 2.000 tandartsen die orthodontie beoefenen. Van die 2.000 zijn er ongeveer 250 lid van de VTvO, van wie ook maar weer een deel in het OK-register staat. Dat betekent dat er in Nederland een grote groep tandartsen is, het merendeel zelfs, dat orthodontie beoefent zonder aan de eisen van 1 van beide registers te voldoen. Je hoopt dat ze wel eens nascholing op dat gebied volgen, maar we hebben er geen zicht op.”
ER: “En ook als ze nascholing volgen, is dat niet altijd een garantie voor succes. Zelf kom ik uit Spanje en ik was redelijk teleurgesteld toen ik mijn eerste nascholing in Nederland volgde. De cursussen hier zijn minder praktisch ingesteld en lang niet altijd van het vereiste niveau. We vragen dus wel dat de tandartsen in ons register nascholingscursussen volgen, maar hebben niet altijd zicht op de inhoud daarvan. Dat maakt de toevoeging van de andere eisen die we stellen zo belangrijk.”
CB: “Misschien klinken we nu wat negatief en soms kan het veld met al deze verschillende groepen wel wat onoverzichtelijk worden, maar desondanks gaat de samenwerking tussen beide groepen over het algemeen goed. Het loopt soms mank wanneer je in elkaars vaarwater terecht denkt te komen. Dan heeft men nog wel eens de neiging om dat te willen bewaken, terwijl ik denk dat je vooral de focus moet leggen op elkaar welkom heten waar dat kan. Samen zijn we immers verantwoordelijk voor het netjes rechtzetten van de tanden van allerlei patiënten. We moeten op weg naar een juiste manier van samenwerken.”
GD: “En zo’n juiste manier van samenwerken, hoe zou die er in jullie beleving uit moeten komen te zien?”
CB: "Vanuit het oogpunt van de NVvO worden orthodontisten in het ideale scenario bij elk twijfelgeval door de tandarts geraadpleegd. Dan kun je een blik op de situatie werpen en vervolgens in overleg bepalen wie wat doet. De eenvoudigere behandelingen voeren tandartsen zelf uit, de meer ingewikkelde zaken gaan naar de orthodontisten en dan is er nog een grijs gebied waar je het over kunt hebben. Dat het überhaupt tot een overleg komt, is het belangrijkste. Je wilt niet dat er iets gemist wordt en de patiënt daardoor later in de problemen komt. Er even met een extra paar ogen naar kijken kan veel narigheid voorkomen. Daarbij is er werk genoeg. Als orthodontisten kunnen we het absoluut niet allemaal zelf doen, dus er is geen sprake van onderlinge concurrentie.”
ER: “Dat laatste is zeker waar. Er is werk te over. In sommige regio’s, waaronder de mijne, is er soms maar 1 tandarts aanwezig die in het OK-register staat. Die krijgt vervolgens allerlei moeilijke behandelingen op zijn bordje. Het ideale plaatje voor mij zou zijn dat elke tandarts die op enigszins regelmatige basis orthodontie beoefent, geregistreerd staat bij de VTvO, dat de tandartsen uit het OK-register goede cursussen kunnen volgen en ongeveer hetzelfde worden beschouwd als de orthodontisten van de NVvO. In Nederland werkt het alleen niet zo. Er is hier een duidelijk onderscheid tussen de 2 groepen. In andere landen is dat lang niet altijd zo. Omdat het een beschermde titel is die verantwoordelijkheid en taken met zich meebrengt, is er momenteel in veel gevallen een niveauverschil. Het zou daarom inderdaad goed zijn als een tandarts die orthodontie beoefent bij twijfel een orthodontist raadpleegt. Dan komt soms wel een ego om de hoek kijken maar ik denk dat het onderdeel is van je rol als zorgverlener om de grenzen van je eigen kunnen aan te geven.”
GD: “De manier van samenwerken zoals jullie hem hier uitleggen, klinkt als een heel goede stap. Zeker als het gebeurt met instemming van iedereen en de verenigingen elkaar kunnen vinden in hoe de patiëntenstroom zou moeten verlopen. Biedt dit wellicht ook een opening voor een toename van de kennisdeling tussen beide partijen?”
CB: “In de manier waarop we hier nu met elkaar over dit onderwerp praten, zie je dat we meer tot elkaar zijn gekomen. Dat is erg fijn en biedt zeker mogelijkheden. Kennisdeling zou een goede volgende stap kunnen zijn. Al weet ik ook dat vanwege oud zeer hier en daar niet iedereen er direct voor open zal staan om bijvoorbeeld bij elkaars congressen de deur plat te lopen. Met name wanneer deze ook dienst doen als ledenbijeenkomsten. In de gevallen dat dit niet zo is, zou ik iedereen van harte welkom willen heten om zich bij onze bijeenkomsten aan te sluiten.”
ER: “Wij organiseren binnenkort een bijeenkomst over de open beet. Daar komt een bekende van me die daar erg bekwaam in is, vertellen hoe dat allemaal werkt. Daarnaast delen ook een logopedist en een mka-chirurg hun kennis daarover. Het wordt een interessante bijeenkomst die wellicht ook leden van de NVvO zal aanspreken.”
GD: “Het klinkt alsof er al snel veel mogelijk is nu er een basis van contact tussen de besturen gelegd is. Dat belooft veel goeds voor de toekomst.”
ER: “Ik denk ook dat het heel erg goed gaat zo en dat het belangrijk is dat we dit soort dingen blijven doen. Er moet minder strijd zijn. Er is nu eenmaal een verschil tussen orthodontisten en tandartsen en dat is geen enkel punt. Zolang we allemaal het beste met de patiënten voorhebben, komen we er zeker uit.”
CB: “Eens! Het visiedocument is voor ons specialisten nog altijd erg belangrijk. We houden vast aan ons standpunt voor specialisatie en tegen differentiatie, maar de taart is groot genoeg voor iedereen. Als we onze ego’s opzij schuiven, blijft er voor iedereen een punt over.”
Dit artikel is gepubliceerd in NT/Dentz 08/2022.