Pensioen is inkomen voor wanneer je niet langer wilt of kunt werken. Hoe lang je wilt blijven werken bepaal je zelf. Maar hoe lang je kunt werken heb je niet zelf in de hand. En daarvoor is het verstandig iets te regelen.

Er zijn drie situaties waarin je niet meer kunt werken:

1. Je bent te oud: Hiervoor bestaat het ouderdomspensioen
2. Je bent arbeidsongeschikt: Voor deze situatie is er het arbeidsongeschiktheidspensioen
3. Je bent overleden: Voor deze situatie bestaat het nabestaandenpensioen

Dit zijn de drie officiële vormen van pensioen.

Er is nog een vierde type pensioen: het tussenpensioen. Voor wanneer je een tijdje wilt stoppen met werken om andere dingen te gaan doen. Een reis maken, een opleiding volgen, een boek schrijven.

Voor al deze vormen van pensioen is het noodzakelijk geld opzij te zetten.

Wat zijn jouw mogelijkheden?

Er zijn zeven manieren om zelf iets aan je pensioen te doen. De eerste vier opties vallen onder de noemer ‘pensioenopbouw’. De laatste drie zijn alternatieve mogelijkheden om voor dat inkomen voor later te zorgen.

1. Pensioen voorzetten via een ex-werkgever
2. Fiscale OudedagsReserve (FOR)
3. Lijfrente
4. Bedrijf verkopen
5. Zelf sparen/beleggen
6. Hypotheek aflossen
7. Langer doorwerken

Hét grote verschil tussen pensioensparen en ‘gewoon’ sparen is de fiscaliteit. De overheid wil graag dat je pensioen opbouwt en stimuleert dit met fiscale voordelen. Bij de eerste vier opties is dan ook sprake van fiscaal voordeel, bij de drie alternatieven niet.

Het is dus belangrijk om op tijd na te denken over je pensioen. Wij adviseren je om eens te praten met een adviseur of eens bij de KNMT langs te komen voor een onafhankelijk Startersgesprek.

Lees ook: Je pensioenvoorziening: inkomen voor later, actie voor nu