Periodiek Parodontaal Screenen: ben jij er al aan gewend?

Karel Gosselink
6 minuten
PPS
De nieuwe parorichtlijn met Periodiek Parodontaal Screenen is vanaf begin 2021 formeel in gebruik. Hoe bevalt het werken ermee?

In het kort: nieuwe richtlijn, nieuwe screeningstool

In 2021 deed de nieuwe richtlijn Parodontale Screening, ­Diagnostiek en Behandeling in de Algemene Praktijk ­formeel haar intrede. Een belangrijk en nieuw onderdeel ervan is de sys­tematiek van het Periodiek Parodontaal Screenen (PPS), een screeningstool met stoplichten waarbij parodontale aandoeningen 1, 2  of 3 scoren aan de hand van de pocketdiepte.

  • L PPS-score 1       pockets 0 – 3 millimeter = in orde (groen)
  • L PPS-score 2       pockets 4-5 millimeter = mogelijk in orde (oranje)
  • L PPS-score 3       pockets groter of gelijk aan 6 millimeter = wellicht niet in orde (rood)

Op basis van de score wordt gekeken wat er verder moet gebeuren met de patiënt.

PPS is in plaats gekomen van de Dutch Periodontal ­Screening Index (DPSI) die vanaf 1998 werd gebruikt om problemen aan het parodontium te classificeren, waarbij naast pocketdiepte ook bloeding en tandsteen werden meegenomen. DPSI kent zes scores: 0, 1, 2, 3-, 3 + en 4.

Hoe pakt de screeningsmethode Periodiek Parodontaal Screenen (PPS) uit de richtlijn ‘Parodontale Screening, Diagnostiek en Behandeling in de Algemene Praktijk’ in het veld uit? Een officieel onderzoek of evaluatie hiernaar heeft nog niet plaatsgevonden, aldus de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP).

De geluiden uit het veld zijn wisselend, maar over het algemeen positief, blijkt uit navraag van NT/Dentz. “PPS als screeningsinstrument is eenvoudig en makkelijk uitvoerbaar”, aldus Marieke Smits, algemeen practicus en lid van de richtlijncommissie zat. Toch is Smits wel eens benaderd door een collega die PPS lastiger vindt dan de voorganger Dutch Periodontal Screening Index (DPSI). In tegenstelling tot de PPS wist de collega bij de DPSI meteen wat hem te doen stond. Maar volgens Smits is dat nu juist de valkuil van die laatste. “Deze index koppelt een soort van diagnose aan een score, terwijl het eigenlijk als screeningsinstrument is bedoeld.”

Ook werd de DPSI door tandartsen soms gebruikt als instrument om praktijkmedewerkers aan te sturen. Bij DPSI-score 1 (bloedend tandvlees) en score 2 (tandsteen en eventueel bloedend tandvlees) wist de medewerker vaak meteen wat te doen. Bij PPS valt dit allemaal onder de categorie 1 en moet de tandarts eerst uitschrijven wat er moet worden gedaan.

Interpretatieverschillen

Parodontoloog dr. Daniëlle van Strydonck, lector parodontologie aan de Arteveldehogeschool in Gent, heeft samen met ACTA-hoogleraar Fridus van der Weijden vijf jaar gewerkt aan de totstandkoming van de nieuwe paro-richtlijn. Volgens Van Strydonck waren er drie redenen om PPS als eenvoudig screeningstool in de richtlijn op te nemen. Allereerst werd de DPSI soms als diagnostisch middel gezien terwijl het dat niet is. De DPSI geeft namelijk geen informatie over de aard, de ernst en de uitgebreidheid van een parodontale infectie, noch over de progressie, de risicofactoren, de prognose van de gebitselementen en de vatbaarheid van de patiënt. De DPSI is enkel en alleen bedoeld als screeningstool om tijdig mensen op te sporen die vermoedelijk aan parodontitis lijden en hen in een vroeg stadium beter te behandelen, aldus Van Strydonck.

PPS werd wel ontwikkeld als een echt screeningstool met drie stoplicht-kleuren, waarvoor alleen de pocketdiepte gemeten hoeft te worden (zie ook hieronder):

  • groen = in orde;
  • oranje = mogelijk in orde en
  • rood = wellicht niet in orde.

Aan de hand van deze scores bepaalt de tandarts of verder onderzoek of diagnostiek nodig is, en of er een Paro Preventie Traject of een Paro Traject gestart gaat worden. De juiste overwegingen voor verdere diagnose staan beschreven in de paro-richtlijn (kader Overwegingen). “De PPS kan daarom niet los worden gezien van de hele richtlijn”, licht Van Strydonck toe.

Een tweede reden voor het ontwikkelen van de PPS was dat de DPSI veel ruimte gaf voor interpretatieverschillen omdat ook tandsteen en bloeding en recessies werden meegenomen. Zo kon discussie ontstaan en kon een patiënt in het verkeerde behandeltraject belanden. Zo viel voor sommigen een pocket van 6 millimeter met bloeding en tandsteen onder DPSI 4, waarna de patiënt het paro-protocol inging. Voor anderen viel een niet-bloedende pocket van 6 millimeter met tandsteen onder DPSI 2 waarbij onterecht het preventietraject werd ingezet.

De derde reden voor de overstap naar PPS is dat het werkt met kwadranten, wat voor tandartsen logischer is dan het werken met sextanten zoals de DPSI.

Zowel Van Strydonck als Van der Weijden denken dat de nieuwe richtlijn met PPS eraan bijdraagt dat patiënten de behandeling krijgen die beter bij hen past. Met name voor de categorie oranje moet extra diagnose ervoor zorgen dat men de juiste behandeling krijgt. “Dit betekent dat de tandarts als professional moet nadenken en de juiste overwegingen maken”, aldus de ACTA-hoogleraar.

PPS maakt flexibeler

Theo Goedendorp heeft als tandarts geen moeite met PPS en de nieuwe richtlijn. Hij vindt dat PPS hem meer vrijheid en speelruimte geeft. Was je voorheen met de DPSI eigenlijk verplicht om een patiënt met een dramatische mondhygiëne meteen in het paroprotocol onder te brengen, nu hoeft dat niet meer. Je kunt op basis van PPS eerst kiezen voor het preventietraject met de M-codes (tariefcode mondhygiëne). Later kun je op basis van het effect hiervan alsnog besluiten om de patiënt in het veel duurdere paroprotocol (T-codes voor parodontologie) te plaatsen. Dit betekent echter wel dat je er goed over nadenkt, het met de patiënt bespreekt én het documenteert.

Meer aandacht voor preventie en mondhygiëne

Tandarts-parodontoloog dr. Schelte Fokkema ziet als groot voordeel dat PPS veel meer aandacht geeft aan preventie en mondhygiëne, terwijl de DPSI meer door technisch en curatief handelen werd gestuurd. “Je kunt tandvlees wel behandelen maar als de patiënt vervolgens zelf niets doet, is het dweilen met de kraan open.” Ook vindt Fokkema dat richtlijn en PPS meer passen in de huidige tijdsgeest omdat de patiënt meer actief betrokken wordt bij het maken van keuzes. Als je een bepaalde PPS-score vaststelt dan komt er een fase van overwegingen, waarbij je in overleg met de patiënt een oplossing zoekt. Bij de oude werkwijze, bepaalde de tandarts op basis van de DPSI-score dat iemand in het paroprotocol moest. Overigens is het niet verboden om de DPSI te blijven gebruiken, aldus Fokkema, die op verzoek de conceptparorichtlijn van commentaar voorzag. De nieuwe richtlijn schrijft PPS niet als verplichting voor. Je mag ook de DPSI gebruiken als je de richtlijn maar als leidraad neemt.

Verandering is lastig

De algemene constatering is dat door PPS minder mensen in het parotraject belanden, voorheen het paroprotocol. Vooral de groep patiënten met PPS-score 2 (pockets van 4 tot 5 millimeter) komen hier niet meer automatisch in terecht. Dat is anders dan voorheen, zegt Fokkema.

Voor veel tandartsen is het wellicht nog wat wennen aan de richtlijn en PPS, aldus Van Strydonck. Smits vult aan dat alle verandering in het begin lastig is en dat het verstandig is jezelf af te vragen waarom je het lastig vindt. Als je een hiaat in kennis hebt, dan is dit volgens haar voor een groot deel op te lossen door de richtlijn te lezen of een aanvullend webinar te volgen.

Overwegingen bij PPS-scores om het vervolgtraject voor de patiënt te bepalen

L PPS-score 1

  • Is er sprake van veel plaque?
  • Is er sprake van veel bloeding?
  • Is er sprake van tandsteen?
  • Is er sprake van aanslag?
  • Is er sprake van plaque-retentiefactoren?

L PPS-score 2

  • Is er sprake van veel plaque?
  • Is er sprake van veel bloeding?
  • Is er sprake van tandsteen?
  • Is er sprake van aanslag?
  • Is er sprake van plaque-retentiefactoren?
  • Is er sprake van pseudopockets?
  • Is er sprake van vergevorderd aanhechtingsverlies? (bijvoorbeeld recessie, vooral interdentaal)
  • Zijn er furcatieproblemen?
  • Zijn er risicofactoren met betrekking tot de algemene gezondheid van de patiënt? (zoals niet goed gereguleerde diabetes)
  • Is er sprake van factoren van ongezond gedrag? (bijvoorbeeld roken, stress, overgewicht)

L PPS-score 3

  • Is er sprake van pseudopockets?
  • Is er sprake van vergevorderd aanhechtingsverlies? (bijvoorbeeld recessie vooral interdentaal)
  • Zijn er furcatieproblemen?
  • Zijn er risicofactoren met betrekking tot algemene gezondheid patiënt? (bijvoorbeeld niet goed gereguleerde diabetes)
  • Is er sprake van factoren van ongezond gedrag? (bijvoorbeeld roken, stress, overgewicht)
  • Is er mogelijk sprake van een gecombineerde endodontische en parodontale problematiek?
  • Is er sprake van een geïmpacteerd buurelement?
  • Is er verdenking van een fractuur of eerdere iatrogene restauratieve behandeling?

Disclaimer: Deze lijst dient ter ondersteuning van de drie beslissingsmomenten, maar moet niet worden gezien als een complete lijst. Hij kan namelijk niet alle aspecten bevatten die bij de individuele patiënt in overweging genomen kunnen of moeten worden. Bron: Dr. Daniëlle van Strydonck

Meer weten over de parorichtlijn en PPS?

ACTA-hoogleraar Fridus van der Weijden bespreekt in een viertal videocolleges van het kenniscentrum Parodontologie het ontstaan, de achtergrond en de inzet van PPS. Of bekijk het introductiewebinar over de richtlijn van de parodontologenvereniging NVVP.