De Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg: waakzaamheid geboden!
Op 3 juli 2020 is het Wetsvoorstel bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) bij de Tweede Kamer ingediend. De Wbsrz heeft tot doel te regelen dat gegevensuitwisseling tussen verschillende instanties, zoals zorgverzekeraars en gemeenten, gemakkelijker kan plaatsvinden. Dit met als doel bestrijding van fraude in de zorg.
Ingrijpende voorstellen voor verbetering
Fraudebestrijding is belangrijk en daadwerkelijk vastgestelde fraude moet hard worden aangepakt. Er is echter nogal wat op dit wetsvoorstel af te dingen. Zo vindt de KNMT dat de wet individuele zorgverleners bij een onterechte verdenking van fraude nauwelijks juridische mogelijkheden voor verweer biedt. Dit, terwijl de gevolgen van zo’n onterechte verdenking heel groot zijn. Daarom heeft de KNMT met de overige leden van de Mondzorgalliantie en 6 andere eerstelijns organisaties de leden van de Vaste Kamercommissie voor VWS verzocht het wetsvoorstel nader te beschouwen en ingrijpende voorstellen voor verbetering gedaan. En met succes: de Wbsrz is als één van de weinige wetsvoorstellen controversieel verklaard en mag daarmee niet meer door het demissionaire kabinet worden behandeld.
Wettelijke grondslag gegevensuitwisseling
Het wetsvoorstel Wbsrz regelt in grote lijnen twee onderwerpen: het instellen van het ‘Waarschuwingsregister zorgfraude’ en de mogelijkheid voor het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ, zie gelijknamige kader) om fraudesignalen te verwerken.
De nieuwe wet zal, indien deze wordt aangenomen, instanties zoals gemeenten en zorgverzekeraars een wettelijke grondslag bieden om gegevens uit te wisselen van natuurlijke personen of rechtspersonen. Hiervoor is vereist dat
de instanties ‘de gerechtvaardigde overtuiging’ hebben dat sprake is van zorgfraude en deze gegevens noodzakelijk zijn voor de bestrijding van die fraude.
De gedachte van de wetgever is dat deze gegevens worden vastgelegd in een centraal registratiesysteem, dat momenteel wordt aangeduid als het Waarschuwingsregister. De aangewezen instanties, waaronder de zorgverzekeraars, kunnen dit register vervolgens raadplegen Bijvoorbeeld voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst met een zorgaanbieder. Ook kunnen deze instanties elkaar door middel van dit register waarschuwen voor frauduleuze zorgaanbieders.
Signalen van zorgfraude verwerken
Het wetsvoorstel regelt verder dat het Informatieknooppunt Zorgfraude signalen van zorgfraude kan verwerken. Instanties als gemeenten, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, de Belastingdienst en de NZa kunnen fraudesignalen aan het informatieknooppunt verstrekken. Diens taak is vervolgens tweeledig. Enerzijds heeft het de taak om de gegevens verder te verrijken door deze aan te vullen met meer noodzakelijke gegevens uit andere bronnen. Anderzijds dient het informatieknooppunt trends en ontwikkelingen in het kader van zorgfraude te signaleren en daarover beleidsinformatie en statistische gegevens te ontwikkelen.
Gevolgen voor mondzorgaanbieders
Op dit moment maken financiële instellingen waaronder zorgverzekeraars gebruik van onder andere een Incidentenregister en een Extern Verwijzingsregister. De gevolgen van een opname in zo’n register zijn voor de zorgaanbieder vaak groot. De ervaring leert dat zorgverzekeraars doorgaans geen overeenkomsten sluiten met in het Extern Verwijzingsregister opgenomen zorgaanbieders, of dat bestaande overeenkomsten worden beëindigd, met alle gevolgen van dien.
Een opname in het dit register kan voor zorgverzekeraars ook reden zijn een eigen fraudeonderzoek naar de zorgaanbieder te starten. De verwachting is dat een registratie in het Waarschuwingsregister Zorgfraude vergelijkbare effecten zal hebben. Bovendien loopt de zorgaanbieder dan ook nog het risico als gevolg van deze registratie een bezoek van de Inspectie of de Zorgautoriteit te krijgen.
Subjectief oordeel verzekeraar?
In het wetsvoorstel is nu opgenomen dat de zorgverzekeraar een zorgaanbieder in het Waarschuwingsregister kan registreren, indien deze zorgverzekeraar de ‘gerechtvaardigde overtuiging’ heeft dat de zorgaanbieder fraude heeft gepleegd. Dat lijkt te betekenen dat het aan het subjectieve oordeel van de verzekeraar wordt overgelaten of een zorgaanbieder al dan niet in het register moet worden opgenomen. Het is sterk de vraag of een vermoeden dat waarschijnlijk uitsluitend gebaseerd is op statistische data, zoals een van het gemiddelde afwijkend beeld qua omzet, marge of aantal behandelingen, voldoende kan zijn om iemand in een dergelijk register op te nemen. In de praktijk komt het namelijk geregeld voor dat er bij een dergelijk vermoeden niets aan de hand is.
Exacte criteria nog in ontwikkeling
Op dit moment is niet duidelijk onder welke exacte criteria zorgverzekeraars een zorgaanbieder in het Waarschuwingsregister zullen mogen plaatsen. Deze criteria zullen nog worden ontwikkeld. Onderdeel van deze criteria zou in ieder geval moeten zijn dat objectief bezien voldoende vaststaat dat de zorgaanbieder betrokken is bij fraudegedragingen – er moet dus méér zijn dan enkel een vermoeden van fraude. Ook zou registratie niet mogen plaatsvinden indien de mogelijk nadelige gevolgen voor de zorgaanbieder groter zijn dan het belang van opname in het register. Deze criteria gelden op dit moment ook voor een registratie in het bestaande Extern Verwijzingsregister en zijn in de optiek van de KNMT de minimale voorwaarden die als waarborg zouden moeten gelden.
Rechtsbescherming: onafhankelijk toetsingsorgaan
Zorgaanbieders die menen ten onrechte in het Waarschuwingsregister te zijn geplaatst, moeten daarnaast een laagdrempelige mogelijkheid krijgen om de registratie te kunnen betwisten en deze te kunnen laten toetsen. De verwijdering van gegevens uit het al bestaande Verwijzingsregister is op dit moment niet eenvoudig. Als de verzekeraar na een verzoek of sommatie niet overgaat tot verwijdering van de gegevens, is een gang naar de rechter nodig om at toch voor elkaar te krijgen.
Bij de introductie van een nieuw Waarschuwingsregister zou de wetgever er goed aan doen ook te voorzien in een onafhankelijk orgaan dat op verzoek kan toetsen of de registratie al dan niet terecht is. Dit onafhankelijk orgaan zou ook de betrokken instantie moeten kunnen opdragen de gegevens te verwijderen. Het zou daarbij goed zijn als in dat orgaan de betreffende groep zorgaanbieders is vertegenwoordigd, zodat ook rekening kan worden gehouden met wat in een professie gebruikelijk is.
Conclusie
De Wbsrz introduceert dus verregaande maatregelen, die verstrekkende gevolgen voor zorgaanbieders én hun patiënten kunnen hebben. Fraudebestrijding is belangrijk en daadwerkelijk vastgestelde fraude moet hard worden aangepakt. Maar fraudebestrijding mag niet ten koste gaan van de gerechtvaardigde belangen van zorgaanbieders, met het risico dat onschuldige zorgaanbieders worden vermalen in het systeem.
De vraag is bovendien welk probleem de Wbsrz moet oplossen. Bij het Informatieknooppunt Zorgfraude zijn in 2019 slechts 58(!) signalen gedaan over fraude in de mondzorg. Let wel: dit gaat enkel nog om signalen en niet om bewezen gevallen van fraude. Afgezet tegen het aantal actieve mondzorgaanbieders in Nederland is dat nauwelijks noemenswaardig. Maar de introductie van een dergelijke wet wekt bij patiënten wèl de indruk dat er iets grondig mis moet zijn in de zorg, terwijl de cijfers voor de mondzorg dat dus niet aantonen.
Het Informatieknooppunt Zorgfraude, wat is dat?
Het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ) is een samenwerking tussen 9 partijen: de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW), Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD), het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), het Openbaar Ministerie (OM), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN).
Binnen het IKZ hebben deze partners als gezamenlijke doelstelling de fraude in de zorg effectiever te bestrijden door data met elkaar te delen. In het kader van deze fraudebestrijding stuurde het IKZ het ministerie van VWS een signaleringsbrief, waarin ook de mondzorg werd genoemd. Wat de KNMT van deze brief vond en hoe wij hier op hebben gereageerd leest u in de volgende editie van NT/Dentz.
Geïnteresseerd in de brief die KNMT met de overige organisaties aan de Tweede Kamer stuurde? Je kunt hem hier lezen.
Dit artikel verscheen eerder in NT/Dentz 01-2021.