‘Hoera, ik heb goed speeksel!’
Ik kom binnen in een aparte behandelkamer, afgesloten van de open ruimtes waar andere behandelingen plaatsvinden. Op een tray liggen wat spullen klaar: servetten, een wattenstaafje, een buisje met wat vloeistof, een klein plastic bekertje, een timer en een soort plastic vierkantje waarvan ik niet weet wat het precies is. Ik ben bij de sectie parodontologie, het domein waarin professor dr. Marja Laine, tandarts, verantwoordelijk is voor het speekselspreekuur op ACTA.
Voor ik van haar in de stoel mag plaatsnemen, krijg ik van Laine maar liefst drie vragenlijsten in mijn handen gedrukt. “Deze kun je even doornemen terwijl ik me ga omkleden. Ja, mijn patiënten krijgen aardig wat huiswerk”, lacht ze als ze mijn verbaasde gezicht ziet. De patiënten die ze gebruikelijk ziet zijn verwezen door hun tandarts of een andere arts. Ik heb mezelf aangemeld omdat ik precies wil weten wat het speekselspreekuur nu eigenlijk inhoudt.
Geen typische patiënt
Voor mij liggen de vragenlijst monddroogte, waarop je per mondgebied kunt aangeven waar je klachten ervaart, de droge-mond-vragenlijst, waarop je op stellingen moet reageren hoe vaak je iets ervaart, en het voedingsdagboek. Ik bekijk de droge mond-vragenlijst, waarop stellingen staan als ‘Mijn mond voelt droog aan wanneer ik iets eet’, ‘Ik zuig op snoepjes of lolly’s om mijn mond minder droog te laten zijn’ en ‘Mijn ogen voelen droog aan’, en concludeer dat ik op alle vragen ‘nooit’ of ‘bijna nooit’ kan antwoorden.
Niet dat ik anders had verwacht, want om nou te zeggen dat ik een typische patiënt ben voor het speekselpreekuur: niet bepaald. Ik heb, gelukkig, vrijwel nooit last van een droge mond. De meeste patiënten die bij haar komen, vertelt Laine, hebben een droge mond door medicijngebruik of auto-immuunziekten zoals het Syndroom van Sjögren. Soms zijn patiënten radeloos, omdat ze al op veel plekken zijn geweest en dat maakt emotioneel. Vandaar ook de afgesloten ruimte.
Niet slikken en niet praten
Dan is het tijd voor de test. “Wanneer heb je voor het laatst gegeten en gedronken? En je tanden gepoetst?” Omdat ik mijn lunch al weer even achter mijn kiezen heb en ik daarna alleen water heb gedronken, kan het experiment gelukkig van start. Laine legt uit wat ze gaat doen: ze begint met een ongestimuleerde speekseltest. “Je mag nu nog één keer slikken, en dan de komende vijf minuten niet meer. Ook praten mag niet.”
Ze zet de timer aan en ik blijf rustig in de stoel zitten. Vijf minuten, zo lang is dat niet, toch? Na ongeveer een halve minuut voel ik al hoe zich wat speeksel in mijn mond verzamelt. Mag ik al slikken? Ik realiseer me hoe automatisch die handeling altijd is. Je slikt gewoon, denkt er niet bij na. Als er twee minuten zijn verstreken, voel ik de sterke behoefte om al het speeksel weg te slikken, maar die weet ik te weerstaan. Ook de laatste minuten die wegtikken, slik ik niet.
Als de timer afgaat, mag ik het speeksel in het bekertje spugen. En dus ook weer slikken en praten. “Zo, dat was best moeilijk!” zeg ik eerlijk. Ik ben blij dat het speeksel uit mijn mond is. Er zit niet zo gek veel vocht in het bekertje, misschien een paar milliliter.
Bodybuilding voor je kauwspierenBij de tweede test komt het plastic vierkantje – waarvan ik dus niet weet wat het is – om de hoek kijken. Het is parafine, vertelt Laine, en ze vouwt er een kauwgompje van. Dat mag ik in mijn mond doen en er gedurende vijf minuten stevig op kauwen. Het voelt hard aan, een beetje alsof ik op een stuk karton kauw. “Goed aan beide kanten van je wangen kauwen”, motiveert Laine. “Ja, dit is echt bodybuilding voor je kauwspieren!”, lacht ze. Steeds als er een halve minuut voorbij is, mag ik het speeksel dat zich in mijn mond heeft verzameld, uitspugen. En dat is best wat. Als de vijf minuten om zijn, zit er aanzienlijk meer speeksel in het bekertje dan bij de eerste test.
Bij de derde en laatste test pakt Laine het wattenstaafje er bij. Ze doopt hem in het buisje met vloeistof. Citroenzuur, zo blijkt. De timer wordt op twee minuten ingesteld en terwijl ik mijn tong uitsteek, doet Laine met het wattenstaafje wat vloeistof op mijn tongranden. De opdracht is nu om telkens als ik voel dat er speeksel komt, dit uit te spugen. Maar dat gaat snel! Steeds als ik het citroenzuur in mijn mond heb, bouwt het speeksel zich weer vlug op. Ook nu is het bekertje aan het eind van de test aardig gevuld. Maar wat betekent dat?
Speeksel met hoge viscositeit
De tests zitten er op: tijd om het speeksel te wegen. Bij de eerste test, waarbij het speeksel in rust werd gemeten, blijk ik 0,38 milliliter per minuut geproduceerd te hebben. “Dat is een normale hoeveelheid", aldus Laine. Bij de tweede test met het parafine-kauwgompje, is dit 1,48 milliliter per minuut. En bij de derde en laatste test met het citroenzuur bedraagt de uitkomst maar liefst 3,2 milliliter per minuut. “Dat is heel veel!," reageert Laine opgetogen.
Maar de test zit er nog niet op, want ook de pH-waarde en de viscositeit van het speeksel worden nog in kaart gebracht. Laine dipt een stukje pH-papier in mijn speeksel. De uitkomsten van de pH-waarden zijn normaal. Over de viscositeit is ze enthousiast. Met een pipet haalt ze speeksel uit het bekertje. “Kijk nou wat een fantastische ketens!” roept ze uit, terwijl ze lange slierten maakt van mijn slijmerig uitziende mondvocht. “Je speeksel heeft een hoge viscositeit, een heel goede eigenschap van rustspeeksel. Dit betekent dat het speeksel het gebit en de mond goed kan lubriceren en beschermen.” Hoera, ik heb gezond speeksel!
Klachten bij droge mond
Ik ben blij dat mijn speeksel gezond is, al had ik eerlijk gezegd ook niet anders verwacht. Bij sommige patiënten komt het gevoel van een droge mond niet altijd overeen met de meting, vertelt Laine. “Het meest voorkomende probleem, is dat de hoeveelheid ongestimuleerd speeksel in ruststand te laag is, en/of de consistentie te waterig is.”
De pH-waarde is belangrijk om te meten in relatie tot het voedingsdagboek dat patiënten moeten invullen, legt ze uit. “Als je bijvoorbeeld cola had gedronken, was de pH-waarde veel lager geweest, wat je vatbaar kan maken voor erosie.” Laine is blij dat steeds meer tandartsen haar weten te vinden. Haar wachtlijst is de laatste tijd behoorlijk langer geworden, zelfs patiënten uit het buitenland bezoeken tegenwoordig het spreekuur.
Toch letten veel tandartsen volgens Laine niet genoeg op de klachten die horen bij een droge mond. Ze denkt dat tandartsen over voldoende basiskennis beschikken, maar die niet altijd kunnen toepassen. “Tijdens het periodiek mondonderzoek moet je goed letten op zaken die kunnen wijzen op een droge mond. Doe dit meteen aan het begin, want als je al even bezig bent in de mond, ontstaat er al speeksel. Vraag ernaar bij de patiënt, let goed op de slijmvliezen, tong, gingiva en gebitselementen. Als de mond zo droog is dat het spiegeltje tegen de wang aan plakt, ben je eigenlijk al te laat.”
Het is duidelijk dat de klachten van een droge mond geen pretje zijn. Het is mooi om te zien hoe Laine zich vol overgave inzet voor deze groep patiënten. “Ik voel me vereerd dat ik deze patiënten mag behandelen. Ik zie hoe groot de behoefte is.”
Een droge mond, wat nu?
Marja Laine schat dat zo’n tien tot twintig procent van de mensen last heeft van een droge mond. “Maar als je in een verzorgingshuis komt, zal dit percentage veel hoger liggen.” Sommige patiënten zijn gebaat bij simpelweg meer water drinken of suikervrije kauwgom gebruiken. Anderen hebben speekselsubstituten nodig, zoals een spray of gel. Laine doet momenteel in samenwerking met biochemicus dr. Floris Bikker aan ACTA onderzoek naar een nieuwe manier om de speekselsecretie te stimuleren. Binnen een paar jaar verwacht ze hier meer over naar buiten te kunnen brengen.
Tekst: Laura van Paesschen // Beeld: Mirjam van der Linden