Het Tandheelkundig Instituut

Evert Berkel
2 minuten
Ooit
Bij de naam Tandheelkundig Instituut zal de gedachte van oudere tandartsen onwillekeurig uitgaan naar de Jutfaseweg in Utrecht. Dat was van 1929 tot halverwege de jaren ‘50 – toen de eerste tandartsen in Groningen afstudeerden – de bakermat van de Nederlandse tandheelkunde. In de jaren ‘70 werd de Jutfaseweg verlaten voor de - alweer gesloopte - ‘Ponskaart’ in de Utrechtse Uithof. 

Het Tandheelkundig Instituut dateert van al veel eerder dan 1929. Je zou kunnen zeggen dat het ontstond met de benoeming, in 1877, van dr. Theodore Dentz als eerste lector Tandheelkunde. Een moment dat algemeen wordt beschouwd als de start van het tandheelkundig onderwijs in Nederland.

Vanaf die start tot het betrekken van het pand aan de Jutfaseweg is het altijd schipperen geweest met de behuizing van de Utrechtse opleiding. Aanvankelijk verzorgde Dentz de colleges bij hem thuis, aan de Kromme Nieuwe Gracht, waar hij ook praktijk hield. Voor het klinische onderwijs konden de studenten meekijken in de ‘Kliniek tot Herkenning en Genezing van Huidziekten, Keelziekten, Kinderziekten, Oorziekten, Tandziekten’, in het voormalig patriciërshuis Het IJzeren Hek in de Breedstraat. Toen Dentz in 1885 de beschikking kreeg over een eigen polikliniek aan het Neude, verhuisde ‘Tandziekten’ daarnaartoe. Dentz verzorgde er driemaal per week een klinische les van anderhalf uur.

De opleiding was populair, waardoor het gebouw al snel veel te klein was. In 1895 volgde zodoende een verhuizing naar de Wittevrouwenstraat. Ook dit gebouw voldeed al snel niet meer, zodat vijftien jaar later Huis Payenborgh aan de Oudegracht werd betrokken. Daar kon aan niet minder dan 100 studenten les worden gegeven in verschillende ruimten, waaronder een grote techniekzaal, een fantoomzaal, een grote en, op de foto, een kleine practicumzaal.

Desondanks bleek ook dit pand al snel te krap waarop, in 1912, de opleiding van de 40 eerstejaars aan de overzijde van de Oudegracht werd ondergebracht. Dat pand werd al snel Klein Payenborgh genoemd. In deze twee panden hield het instituut het bijna 20 jaar uit. In 1929 werd de Jutfaseweg het domein van tandheelkunde.

Met medewerking van het Utrechts Universiteitsmuseum en Reina de Raat, conservator medische en tandheelkundige collectie.