KNMT bij rechter in verzet tegen NZa-tarieven

Hans Scholten
5 minuten
Image
Kind in de stoel in de tandartspraktijk
Donderdag 2 oktober vond de rechtszaak plaats rond het kostenonderzoek die de KNMT heeft aangespannen tegen de NZa. We vroegen de rechtbank daarin om de beoogde tarieven voor tandheelkunde en orthodontie per 1 januari 2026 tot nader order op te schorten.

De KNMT spande de zaak aan om de tariefsverlagingen die de zorgautoriteit op basis van het kostenonderzoek per 1 januari 2026 wil doorvoeren tegen te houden. Die vormen een serieus risico voor de toegankelijkheid van de mondzorg. NVM-mondhygiënisten, de ONT en de VTvO (de vereniging van tandartsen voor orthodontie) steunden onze zaak.

KNMT-voorzitter Hans de Vries: "De NZa is verantwoordelijk voor de betaalbaarheid, maar evenzeer de toegankelijkheid en  de kwaliteit van zorg. Voornamelijk de toegankelijkheid en diversiteit van het zorgaanbod lopen door de aanpak en uitkomsten van het kostprijsonderzoek gevaar, omdat ze kleinere praktijken in hun voortbestaan kunnen bedreigen.”

Zo verliep de zitting

De KNMT en de NZa hadden beiden vooraf hun zienswijze in deze zaak kenbaar gemaakt aan de rechter. Bij de behandeling van de zaak stelde de rechter vragen over 5 discussiepunten:

  • Het uren- en weken-criterium dat de NZa hanteert (zie onder)
  • Het feit dat de NZa bij praktijkovernames betaalde 'goodwill' niet meeneemt in haar berekeningen (zie onder)
  • Het feit dat de NZa in het kostenonderzoek de ene keer rekent met gemiddelde kosten en de andere keer een weging toepast op basis van de omvang van een praktijk, met als gevolg dat grote praktijken zwaarder meewegen in de uitkomsten dan kleinere.
  • Twee rechtstechnische vragen: is deze zaak dringend genoeg om hem als spoedzaak te behandelen en de rechter om een 'voorlopige voorziening' te vragen? En zijn de financiële gevolgen dermate significant dat een 'voorlopige voorziening' nodig is? 

Aan het eind van de zitting nam KNMT-voorzitter Hans de Vries het woord. Hij benadrukte zich vooral ongerust te maken over kleinere praktijken in landelijke gebieden: "Die staan door de huidige tariefstelling zwaar onder druk. Dat baart mij, als voorzitter van de KNMT, tandarts én als inwoner van Zuid-Limburg ernstige zorgen. Want juist in kleinere gemeenten en landelijke gebieden vervullen de kleine praktijken een cruciale rol." 

"De gevolgen van het onzorgvuldig uitgevoerde kostprijsonderzoek zijn dan ook groot. Als deze praktijken verdwijnen, komen patiënten letterlijk op grotere afstand van de mondzorg te staan. Zeker voor ouderen of mensen die minder mobiel zijn, is deze afstand dan onoverbrugbaar." 

"Wij vragen [om] de tariefbeschikkingen voor tandheelkunde en orthodontie te schorsen. Alleen zo kan de balans tussen betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van mondzorg worden hersteld."

Uitspraak later door koppeling zaak huisartsen

De rechter zou normaalgesproken na afloop van de zaak binnen 3 weken uitspraak doen. Bij aanvang van de zitting is echter besproken om de uitspraak (op 18 november) in een vergelijkbare rechtszaak rond de huisartsentarieven af te wachten. Daar spelen gelijksoortige argumenten tegen met name de methodiek die de NZa gebruikt om de normatieve arbeidscomponent (NAC) vast te stellen (specifiek het uren- en weken-criterium). Pas daarna wordt dan deze zaak afgerond. Het vervolg van de zaak dient op woensdag 10 december.

Het streven zou dan zijn om voor het einde van het jaar tot een uitspraak te komen. Dat betekent ook dat pas in de loop van de maand december definitief bekend zal worden welke tarieven per 1 januari 2026 gaan gelden. 

Verschillende beroepsgroepen verzetten zich

De KNMT sluit zich met haar bezwaren tegen kostenonderzoeken aan in een rij beroepsgroepen met vergelijkbare bedenkingen. Eerder maakten naast de huisartsen ook de vrijgevestigde psychologen & psychotherapeuten al de gang naar de rechter vanwege bezwaren tegen een kostenonderzoek in hun sector. We houden met deze beroepsgroepen nauw contact om elkaar waar van toepassing te kunnen versterken. 

Onze 4 voornaamste inhoudelijke bezwaren tegen het onderzoek zijn de volgende:

1. Onredelijke eisen aan uren- en weekinzet

De NZa gaat er ten onrechte van uit dat tandartsen en orthodontisten in het tarief niet beloond moeten worden voor meer dan 36 uur per week werken. De zorgautoriteit straft zo de hele sector af. Daarbij komt dat tandartsen die minder dan 46 weken werken maar gemiddeld wel op of boven 36-urige werkweek uitkomen door de NZa niet als fulltimer worden meegenomen in de berekening van de tarieven.

De rechter heeft de NZa woensdag 2 juli op dit punt teruggefloten in een zaak over het kostprijsonderzoek van psychologen en psychotherapeuten. In de door de huisartsen aangespannen zaak is de NZa opnieuw op de vingers getikt op dit punt.

2. Kleinere praktijken benadeeld

De NZa telt in haar berekeningen de kosten van grotere praktijken zwaarder mee dan die van kleinere. Omdat grote praktijken van schaalvoordelen kunnen profiteren, zullen die minder nadeel van een tariefsdaling ondervinden dan kleine praktijken. Een deel daarvan kan mogelijk niet langer kostendekkend werken, zodat ze op termijn de deuren zullen moeten sluiten. Dit gaat direct ten koste van de toegankelijkheid  van de mondzorg in de regio, omdat kleinere praktijken veelal in landelijke gebieden gevestigd zijn. Terwijl juist in die gebieden het tandartsentekort het meest nijpend is en patiënten moeilijk een (andere) tandarts kunnen vinden.

3. Overnamekosten missen als kostenpost

Voor de aanschaf van een praktijk – of het patiëntenbestand en de roerende en onroerende goederen daarvan – betaalt de nieuwe eigenaar een bedrag aan 'goodwill' aan de oude eigenaar. De NZa neemt deze kosten, waarvan bij elke praktijkoverdracht sprake is, in het geheel niet mee. De overname van bestaande praktijken wordt zo belemmerd, waardoor de kans op sluiting van een praktijk toeneemt, met alle gevolgen van dien voor patiënten van de bewuste praktijk.

4. Onrealistische benadering huisvestingskosten

De NZa neemt in haar berekeningen niet mee dat de kosten voor huisvesting recent in grote mate zijn gestegen. Voor praktijken die de kosten voor een pand al hebben afgeschreven, rekent de NZa zelfs helemaal niets. Vooral het huisvesten van startende tandartsen wordt zo ernstig belemmerd, en daarmee het openen van nieuwe praktijken.

Rommelige uitvoering

Dit lijstje bezwaren is niet uitputtend. We hebben ook onze twijfels geuit bij het rommelige verloop van de uitvoering van het onderzoek, een aantal keuzes in de methode (zoals een ons ziens te kleine steekproef en het inconsequente gebruik van gewogen gemiddeldes) en de krappe tijd die de NZa heeft genomen voor de afronding ervan.

Beroepsprocedure loopt ook nog

Parallel aan de rechtszaak is de KNMT met ondersteuning van 4.600 leden in bezwaar gegaan bij de NZa zelf. Op maandag 1 december organiseerde de NZa een hoorzitting om de ingediende bezwaren te bespreken, en in februari 2026 verwacht ze een besluit kenbaar te maken. Het verloop van deze procedure is echter mede afhankelijk van de uitspraak in de nu voorliggende rechtszaak.

Webdossier kostenonderzoek